Module 7 hoofdstuk 1.1 en 1.2

Lesdoelen
Aan het einde van deze les kun je het bruto en netto bbp berekenen dmv de objectieve en subjectieve methode, het netto en bruto binnenlands inkomen berekenen en kun je het nationaal inkomen berekenen.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Lesdoelen
Aan het einde van deze les kun je het bruto en netto bbp berekenen dmv de objectieve en subjectieve methode, het netto en bruto binnenlands inkomen berekenen en kun je het nationaal inkomen berekenen.

Slide 1 - Slide

BBP
BBP = Bruto Binnenlands Product, de waarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten. 

Kan berekend worden op twee manieren:
- Objectieve methode, kijken naar de productie
- Subjectieve methode, kijken naar de beloningen voor de productiefactoren. 


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

De Objectieve methode
Het BBP berekenen via de toegevoegde waarde
Bruto toegevoegde waarde = omzet - alle inkoop
  --> inkoop is alles dat bij andere bedrijven vandaan komt

toegevoegde waarde overheid: Optelsom salaris van alle ambtenaren
BBP = optelsom alle bruto toegevoegde waarden

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Van bruto naar netto
Netto toegevoegde waarde = bruto toegevoegde waarde (verkoop - inkoop) - afschrijvingen

Slide 6 - Slide

Subjectieve methode 
  • BBP berekenen door middel van de primaire inkomens. 
  • Primaire inkomens zijn vergoedingen voor productiefactoren

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

BBP per hoofd
BBP per hoofd van de bevolking = bbp / aantal inwoners

Slide 10 - Slide

Het binnenlands inkomen
Het netto binnenlands inkomen = optelsom alle primaire inkomens

Slide 11 - Slide

Subjectieve manier
Het totaal van de primaire inkomens is het netto binnenlands inkomen (NBI). 
Er is ook het Bruto binnenlands inkomen (BBI) Verschil? De afschrijvingen. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Het verschil tussen bruto en netto, zowel bij de objectieve als subjectieve methode zijn:
A
De afschrijvingen
B
De inkoopkosten
C
Belastingen

Slide 16 - Quiz

17.18:
Productie ondernemingen = 930
Afschrijvingen ondernemingen en overheid = 125
ambtenarensalarissen = 300
Totaal intermediair verbruik = 620
A
Bruto binnenlands product = 930
B
Bruto binnenlands product = 1.230
C
Netto binnenlands product = 1.105
D
Netto binnenlands product = 485

Slide 17 - Quiz

Het verschil tussen Bruto Binnenlands Product en Bruto Nationaal Product wordt gevormd door?
A
afschrijvingen
B
van bruto naar netto te gaan
C
saldo ontvangen primaire inkomens uit het buitenland
D
BNP is het BBP per hoofd van de bevolking

Slide 18 - Quiz


I: Primaire inkomens zijn beloningen voor het gebruik van productiefactoren
II: als productiefactoren in het buitenland worden aangewend, kan verschil ontstaan tussen het netto binnenlands product en het netto nationaal inkomen
A
I is juist
B
Beide zijn juist
C
II is juist
D
beide zijn onjuist

Slide 19 - Quiz

Een land met 20 miljoen inwoners heeft een bbp van € 500 miljard. De afschrijvingen bedragen € 20 miljard.
Bereken het nbp per hoofd van de bevolking.

Slide 20 - Open question

omzet: € 100 miljoen, rentekosten: € 1 miljoen, arbeidskosten: € 14 miljoen, pacht: € 1 miljoen, verzekeringspremie pand: € 5 miljoen, energiekosten: € 2 miljoen, ingekochte producten: € 40 miljoen, afschrijvingen: € 2 miljoen
Bereken aan de hand van de kosten en opbrengsten de bijdrage van Kazbuks aan het nbp van 2017.

Slide 21 - Open question

Wat is geen primair inkomen?
A
aow uitkering
B
dividend
C
huur
D
rente

Slide 22 - Quiz

De optelsom van alle primaire inkomens in een land in een jaar wordt weergegeven met het:
A
nnp
B
nni
C
nbi
D
bbp

Slide 23 - Quiz

omzet: € 85 miljoen, rentekosten: € 2 miljoen, arbeidskosten: € 10 miljoen
pacht: € 2 miljoen, verzekeringspremie pand: € 3 miljoen, energiekosten: € 1 miljoen, ingekochte producten: € 25 miljoen, afschrijvingen: € 1 miljoen
Bereken aan de hand van de kosten en opbrengsten de bijdrage van De Wit aan het bbp van 2017.

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les kun je het bruto en netto bbp berekenen dmv de objectieve en subjectieve methode, het netto en bruto binnenlands inkomen berekenen en kun je het nationaal inkomen berekenen.

Slide 26 - Slide

In welke mate is het lesdoel behaald?
A
20%
B
40%
C
60%
D
80%

Slide 27 - Quiz

Heb je nog vragen en/of onduidelijkheden?

Slide 28 - Open question

Huiswerk
Module 7 
maken vraag §1: 1,2
§2 1,2,4 5
§ 3: 1,4,5
Bespreken 9.30 §2 vraag 1 en 4

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video