Basis metriek en snelheid

Welkom vandaag 
Planning vandaag
  • Vragen?
  • Planning overzicht
  • Uitleg
  • Aan de slag
Neem plaats  
Nodig een pen

Planning
Vooral oefenen voor de toets

1 / 18
next
Slide 1: Slide
ScienceMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 14 min

Items in this lesson

Welkom vandaag 
Planning vandaag
  • Vragen?
  • Planning overzicht
  • Uitleg
  • Aan de slag
Neem plaats  
Nodig een pen

Planning
Vooral oefenen voor de toets

Slide 1 - Slide

Metriek stelsel leerdoelen
  • Je kent de verschillende voorvoegsels van het metriekstelsel
  • Je kunt omrekenen met behulp van het metriekstelsel, ook als het om een onbekende eenheid gaat.
  •  Je kunt oppervlaktematen (     ) omrekenen 
  • Je kunt inhoudsmaten (        en liter) omrekenen 
  • Je kunt tijdsaanduidingen omrekenen
m2
m3

Slide 2 - Slide

Metriekstelsel
Noteer voor jezelf het metriekstelsel (zie hieronder) en bedenk: 1 km= 1000 m

---------> keer X vermenigvuldigen                           
km- hm- dam- m- dm- cm- mm                                         
                    delen / : <---------                 

                                                                                                                        factor 10
                                oppervlakte:                                                             factor 100        (vierkante ...)
                                          inhoud:                                                              factor 1000     (kubieke ...)
Klas 1
komma opschuiven
km2hm2dam2
km3hm3dam3
km1hm1dam1
kmhmdam
1 l = 1
1 ml= 1  
dm3
cm3

Slide 3 - Slide

Uit je hoofd leren!

Slide 4 - Slide

Tijd omrekenen
We zeggen dat we een 1 uur en 15 minuten onderweg geweest zijn. Maar voor het rekenen met tijd moet dit worden omgezet /vertaald naar het aantal uren/minuten/secondes wat ook gevraagd wordt.
1 h en 30 minuten is 1 h+ 30/60 of 1/2 of 0,5 h
1 h en 15 minuten is 1 h + 15/60 of 1/4 of 0,25 h

Slide 5 - Slide

Snelheid: leerdoelen
Aan het eind van de les weet/kun je
  • dat je met een formule van 3 onbekenden en 2 zijn gegeven je de 3e kunt uitrekenen
  • je kent de formule 
  • je kunt met deze formule rekenen: v, s of t uitrekenen
v=ts

Slide 6 - Slide

Rekenen: symbolen
m/s de schuine streep betekent per er staat meter per seconde
26=3
[?][?]=
Betekenis
hoe
voorbeeld
vermenigvuldigen of keer
* of X  
2*3=6
2X3=6
delen
: of / of 
6:2=3
6/2=3

Slide 7 - Slide

Afronden                   Aantal cijfers               
Gebruik 4 cijfers 
1234
123,4
12,34
1,234
0,1234   0 voor de komma telt niet mee
  0,01234 of 0,1234 of 0,0001234
Kijk naar de eerste decimaal die weggelaten wordt:
>5 naar boven=1 hoger afronden
<5 naar beneden= 1 lager afronden

Slide 8 - Slide

Rekenen: symbolen
m/s de schuine streep betekent per er staat meter per seconde
26=3
[?][?]=
Betekenis
hoe
voorbeeld
vermenigvuldigen of keer
* of X  
2*3=6
2X3=6
delen
: of / of 
6:2=3
6/2=3

Slide 9 - Slide

Neem over!





Als je met meter werkt, dan moet de tijd in seconden zijn. 
Werk je met km dan is de tijd in uren! 
! m/s de schuine streep betekent per er staat m/s = meter per seconde
Grootheid
Symbool
Eenheid
Eenheid
Formule
tijd
t
s
h
t= s:v
afstand
s
m
km
s=v*t
snelheid
v
m/s
km/h
v=s:t
v=ts
s=v.t
t=vs
Uit je hoofd leren

Slide 10 - Slide

afstand = snelheid x tijd
s = v x t
snelheid = afstand : tijd

tijd = afstand : snelheid

kleine letters
v=ts
t=vs

Slide 11 - Slide

Gebruik het stappenplan:
1 Gevraagd: in welke eenheid?
2 Gegeven? Wat weet je?
3 Formule
  • Let op eenheden: dus eventueel omrekenen
  • Formule invullen: noteer de getallen zoals je ze in de rekenmachine invoert
  • Noteer antwoord: let op overdrijf niet met het aantal getallen; rond af en laat het getal in je rekenmachine staan, zodat je daar eventueel mee verder rekent.
  • Is het antwoord logisch?
  • Is het in de gevraagde eenheid/eenheden? Niet? Dan omrekenen naar juiste (zie 2)
4 Antwoord met eenheid
5 Check met gevraagd (2)



Slide 12 - Slide

Huiswerk voor volgende week
Oefenen met het metriek stelsel.
Je kunt de toets elke keer opnieuw maken.
Formules uit je hoofd leren voor snelheid.
Check de sommen van module 2, wat moet ik nog uitleggen?
Ook de bronnen!
Oefenen met het rekenen met tijd; zie planner

Slide 13 - Slide

Een motorrijder rijdt 20 minuten met een snelheid van  90 km/h. Hoeveel km legt hij in die tijd af?
Gevraagd
Gegeven
Formule
Omrekenen
Invullen
Antwoord

Slide 14 - Slide

Een motorrijder rijdt 20 minuten met een snelheid van 90 km/h. Hoeveel km legt hij in die tijd af?
Gevraagd
de afgelegde weg in km
Gegeven
tijd=t=20 min en snelheid=v=90 km/h
Formule
Omrekenen
20 minuten = 20/60= 0,33 h
Invullen
s=90*0,33=29,7 km
Antwoord
De motorrijder leg 29,7 km af.
s=v.t

Slide 15 - Slide

Een auto legt een afstand van 94,5 meter af met een gemiddelde snelheid van 21 m/s. Hoe lang duur de rit in s?
Gevraagd
Gegeven
Formule
Omrekenen
Invullen
Antwoord

Slide 16 - Slide

Een auto legt een afstand van 94,5 meter af met een gemiddelde snelheid van 21 m/s. Hoe lang duurt de rit in s?
Gevraagd
de tijd in s
Gegeven
afstand s=94,5 m snelheid v= 21 m/s
Formule
Omrekenen
nee
Invullen
94,5/21= 4,5 s
Antwoord
De auto doet er 4,5 s over
s=v.t
t=vs
v=ts
t=vs

Slide 17 - Slide

Heb je nog vragen?
schrijf ze op en stel ze aan je docent.

Slide 18 - Mind map