4H 2021 SK H4.3 les 1 mengen en oplosbaarheid

4H SK @ LPM
verder met molecuulbindingen: 
oplossen en mengen van stoffen
oplosbaarheid
1 / 18
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

4H SK @ LPM
verder met molecuulbindingen: 
oplossen en mengen van stoffen
oplosbaarheid

Slide 1 - Slide

welke moleculen kunnen waterstofbruggen aangaan?
A
B
C
D

Slide 2 - Quiz

bespreken 
waterstofbruggen
netwerkvraag

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Meer dan de helft van de H-bruggen was verkeerd getekend.
Ik had ongeveer ... waterstofbruggen van totaal 53 waterstofbruggen juist (dus correct ingeschat).
0-10
10-20
20-30
30-40
40-53

Slide 5 - Poll

VDW en waterstofbruggen hebben het volgende effect op het kookpunt:
A
meer H-bruggen = hoger kookpunt meer VDW = geen effect
B
meer H-bruggen = lager kookpunt meer VDW = hoger kookpunt
C
meer H-bruggen = hoger kookpunt meer VDW = hoger kookpunt
D
meer H-bruggen = geen effect meer VDW = hoger kookpunt

Slide 6 - Quiz

vraag 18: op volgorde zetten
alleen VDW          ---------->      VDW + -OH groepen

Slide 7 - Slide

als je een stof met-OH of -NH groepen mengt met een andere stof met -OH of -NH groepen, zullen ze goed oplossen.
Namelijk: soort zoekt soort.
Er ontstaat een HELDERE oplossing.
Als ze slecht oplossen ontstaat een suspensie = troebele oplossing.
waterstofbruggen en mengen

Slide 8 - Slide

Een stof is hydrofiel als deze
A
water kan opnemen
B
op kan lossen in water
C
niet op kan lossen in water
D
waterafstotend is

Slide 9 - Quiz

waar herken je een
hydrofiele stof aan?
A
-OH groep in molecuul
B
opzoeken in Binas 45A (oplosbaarheid)
C
-NH groep in molecuul
D
A en C kan allebei

Slide 10 - Quiz

Is de stof (gemaakt
van deze moleculen)
hydrofiel of hydrofoob?
A
hydrofiel
B
hydrofoob

Slide 11 - Quiz

Mengen deze moleculen goed?
A B
A
nee, A is hydrofoob, en de B is hydrofiel
B
nee, B is hydrofoob, en de A is hydrofiel
C
ja, beide zijn hydrofoob
D
ja, beide zijn hydrofiel

Slide 12 - Quiz

zet de stoffen in volgorde van oplosbaarheid in water
laag <- - - - - - - - - - oplosbaarheid- - - - - - - - - - - - -> hoog

Slide 13 - Drag question

Als je 8,0 gram stof X oplost in 100 gram water, is de oplossing nog niet verzadigd. Alle stof lost op.

De oplossing is daarom helder.

Slide 14 - Slide

De maximale oplosbaarheid van een stof X is
10,0 gram per 100 gram water.
Als je 12,0 gram stof X in 100 gram water doet,
hoeveel TEVEEL zit er dan, in en hoe zie je dit?
A
12 gram teveel, je ziet een troebel mengsel
B
2 gram teveel, je ziet een troebel mengsel
C
12 gram teveel, je ziet een neerslag
D
2 gram teveel, je ziet een neerslag

Slide 15 - Quiz

Als je 12,0 gram stof X oplost in 100 gram water, is de oplossing verzadigd en 2,0 gram kan niet meer oplossen. 

Het mengsel is daarom troebel. Soms krijg je na een tijdje een neerslag op de bodem.

Slide 16 - Slide

oplosbaarheid en temperatuur
Bij vaste stoffen en vloeistoffen (suiker, keukenzout, alcohol):
Hoe HOGER de temperatuur, 
hoe MEER van de vaste stof of vloeistof oplost in water

Bij gassen (chloorgas (Cl2), zuurstof, CO2):
Hoe HOGER de temperatuur, 
hoe MINDER van het gas oplost in water


aantekening voor later
leren!

Slide 17 - Slide

HW
maak de rest van de opgaven van 4.3 (ook lezen!):
26, 27, 28, 29, 30
(morgen: rekenen met oplosbaarheid)

Slide 18 - Slide