week 10

Planning maandag


- Opdracht presentaties uitleggen

- Instructie 'Spreken en gesprekken' hst. 1 en 2
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Planning maandag


- Opdracht presentaties uitleggen

- Instructie 'Spreken en gesprekken' hst. 1 en 2

Slide 1 - Slide

Boekverslag inleveren (voorwaarde om te mogen presenteren)
  • Individueel
  • Uiterlijk 18 maart


Presentatie heeft drie deelonderwerpen in week 12:
  • Informatie auteur
  • Verschillen/overeenkomsten 
  • Jullie mening

Slide 2 - Slide

Doelen Spreken en gesprekken:

- Je leert vragen stellen en beantwoorden (hst. 1).

- Je leert een gebeurtenis beschrijven (hst. 2).

- Je leert presenteren (hst. 3).

- Je leert enthousiast spreken (hst. 5).


Slide 3 - Slide

Vragen stellen
- In een interview/vraaggesprek stelt één iemand vragen en geeft de ander antwoord.

Slide 4 - Slide

Vragen stellen
Je kunt open en gesloten vragen stellen. 
Op een gesloten vraag kan iemand alleen met ja of nee antwoorden. De vraag begint met een werkwoord:
- Heb je veel vrienden?

Op een open vraag kan iemand uitgebreid antwoord geven. De vraag begint met een vraagwoord:
– Wat betekent vriendschap voor jou?


Slide 5 - Slide

Geef een voorbeeld van een gesloten vraag.

Slide 6 - Open question

Geef een voorbeeld van een open vraag.

Slide 7 - Open question

Je kunt vragen stellen om feiten te weten te komen:

– Wanneer hebben jullie elkaar ontmoet?
– Hoe vaak zien jullie elkaar?

Je kunt ook vragen stellen om iemands mening te horen:
– Wat vind je het leukste wat jullie samen hebben meegemaakt?

Slide 8 - Slide

Soms krijg je niet meteen een duidelijk antwoord. Dan moet je doorvragen. Je stelt dan een extra vraag.


Vraag om herhaling: Wil je dat nog een keer zeggen?
Vraag om een voorbeeld: Kun je een voorbeeld geven?
Vraag om meer uitleg: Wat bedoel je precies met …?

Slide 9 - Slide

We bekijken een fragment.

Worden er vooral open vragen of vooral gesloten vragen gesteld? Leg uit.

(opdracht 3 hst. 1)

Slide 10 - Slide

Een gebeurtenis beschrijven
Als je antwoord geeft, is het belangrijk dat je dit in chronologische volgorde doet.

Stel jezelf vooraf de 5w+h-vragen:
 – Wat is er gebeurd?
 – Wanneer gebeurde het?
 – Wie waren erbij betrokken?
 – Waar is het gebeurd?
 – Waarom (of waardoor) gebeurde het?
 – Hoe gebeurde het?

Gebruik signaalwoorden waarmee je die volgorde aangeeft, zoals eerst, daarna, vervolgens, toen, dan, verder, ten slotte

Slide 11 - Slide

Huiswerk voor woensdag

- Start maken met het boekverslag

Slide 12 - Slide

Planning woensdag


- Instructie 'Spreken en gesprekken' hst. 3 en 5

- Zelfstandig werken

Slide 13 - Slide

Planning vrijdag


- Instructie 'Spreken en gesprekken' hst. 3 en 5

- Zelfstandig werken aan presentaties/boekverslagen

Slide 14 - Slide