This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Herhalingsles
Slide 1 - Slide
We gaan bijna alle leerdoelen controlen!
Slide 2 - Slide
Je kunt omschrijven wat een genotype, wat een fenotype en wat een gen is.
Slide 3 - Slide
Wat verandert in het plaatje?
A
Zowel het genotype als het fenotype wel
B
Genotype en fenotype beide niet
C
Genotype wel
Fenotype niet
D
Genotype niet
Fenotype wel
Slide 4 - Quiz
Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen.
Slide 5 - Slide
Op welk moment wordt het genotype van een individu bepaald?
Slide 6 - Open question
Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.
Slide 7 - Slide
aa
Aa
AA
Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot
Slide 8 - Drag question
Je kunt een kruisingsschema opstellen.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben, welk allel dominant is en welk allel recessief.
Slide 11 - Slide
In de afbeelding is een stamboom de overerving van albinisme bij een gezin weergegeven. De ouders uit dit gezin krijgen krijgen een vierde kind. Hoe groot is de kans dat dit kind albinisme heeft?
Slide 12 - Slide
Je kunt beschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotype ontstaat.
Slide 13 - Slide
Wat is het verschil tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting?
Slide 14 - Open question
Op welke manier kunnen in een populatie andere genotypen ontstaan?
A
Door aanpassing van de fenotypen
B
Door geslachtelijke voortplanting
C
Door verandering van het milieu
Slide 15 - Quiz
Je kunt omschrijven wat een mutatie is en je kunt omschrijven hoe kanker ontstaat.
Slide 16 - Slide
Wat is een mutatie?
A
Een plotselinge verandering van het genotype
B
Een plotselinge verandering van het fenotype
C
Door straling krijg je een gek uiterlijk
D
Kankercellen
Slide 17 - Quiz
Wat gebeurt er bij uitzaaiing?
A
Door ongeremde celdeling neemt het aantal kankercellen toe
B
Kankercellen komen via bloed ergens anders
C
Gezonde cellen komen in contact met kankercellen en worden dan zelf kankercelle
D
Onder invloed van kankercellen wordt de bouw van een weefsel verstoord
Slide 18 - Quiz
Je kunt omschrijven wanneer organismen tot één soort behoren
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Open question
Je kunt toelichten dat overeenkomsten in de bouw van organen, de bouw van cellen en de samenstelling van stoffen in cellen duiden op verwantschap.
Slide 21 - Slide
Bij welke overeenkomsten in bouw of functie van organen hebben soorten dezelfde gemeenschappelijke voorouder? (Bijvoorbeeld vleugel)
A
Verschillende functie
Dezelfde bouw
B
Dezelfde functie
Verschillende bouw
Slide 22 - Quiz
Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven
Slide 23 - Slide
Wat is een voorbeeld van genetische modificatie?
A
Bacteriën gebruiken voor het maken van yoghurt
B
Gist in brood toevoegen
C
Menselijk gen in bacteriën plaatsen zodat ze insuline maken
D
Het gebruik van schimmels voor de productie van kaas