Periode 2 week 0 en 1 Interbellum 2 // H3.3 les 1, 2 en 3

Het Interbellum
1918-1939

§3| Duitsland en het buitenland


1 / 32
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Het Interbellum
1918-1939

§3| Duitsland en het buitenland


Slide 1 - Slide

PERIODE 2
1. Hoofdstuk 3: Interbellum deel 2 > §3.3 en §3.4

2. Hoofdstuk 4: De Tweede Wereldoorlog en het Indonesisch/Nederlands conflict.

         Toets periode 2 gaat dus over hoofdstuk 3.3 en 3.4 en hoofdstuk 4!!!!!


Slide 2 - Slide

Leerdoel vandaag:
Aan het eind van deze les kun je uitleggen:
  • Hoe de Duitse buitenlandse politiek veranderde.
  • Wat de facisten in Italië wilden bereiken.
  • Hoe het nationaal socialisme aanhangers in NL kreeg.

Slide 3 - Slide

Hitler's doelen
1. Wraak nemen op Versailles:
  • Herbewapenen Rijnland.
  • Het Duitse leger vergroten.
  • Stoppen met herstelbetalingen

2. Duitsland economisch herstellen

3. Gebiedsuitbreiding Duitsland

Slide 4 - Slide

Vanaf 1933: 
Wraak op Versailles


  • In 1936 marcheren 30.000 Duitse soldaten het Rijnland binnen: einde demilitarisatie.
  • Hitler voert dienstplicht in en begint aan herbewapening
  • Hitler stopt met herstelbetalingen


Hitler brak met Versasilles, en niemand hield hem tegen

Slide 5 - Slide

Vanaf 1933: 
Economie opbouwen
  • Aanleg van wegen: 
        - werkgelegenheid.
        - leger verplaatste sneller 

  • Hitler bouwde de wapenindustrie weer op
        - werkgelegenheid.

Slide 6 - Slide

Vanaf 1933:
Gebiedsuitbreiding
Hitler wilde van het Derde Rijk een groot en machtig rijk maken:
Alle Duitssprekenden moesten binnen het rijk wonen:  'Heim ins Reich'

Om alle Duitsers een plek te geven in het Derde Rijk, moesten er nog veel meer gebieden van andere volken veroverd worden:  'Lebensraum

Heim ins Reich: alle Duitsersprekende mensen moesten thuis in het rijk kunnen wonen. 
Lebensraum: leefruimte die Hitler wilde krijgen door het Duitse Rijk uit te breiden ten koste van andere volken. 

Slide 7 - Slide

Veroveringen vanaf 1938
1.  1938 de Anschluss: 
Oostenrijk wordt ingelijfd bij het Derde Rijk.
2. Hierna wilde Hitler Sudetenland (Duitssprekend onderdeel van Tjecho-slowakije) inlijven: 
             dit land weigert. 
Oosenrijkers onthaalden de Duitsers met gejuich in 1938 bij der Anschluss

Slide 8 - Slide

Conferentie van München september 1938

Bijeenkomst tussen Frankrijk, Italië, UK en Duitsland om te overleggen over Sudentenland en Hitlers plannen.
Uitkomst:
  1. Hitler 'krijgt' Sudetenland
  2. Hitler moet beloven de vrede te bewaren en verder geen landen te veroveren. 
  3. Frankrijk en Engeland gaan akkoord. Ze willen geen oorlog.

Slide 9 - Slide

Appeasement politiek

  1.  Frankrijk en Engeland geven Hitler zijn zin uit angst voor oorlog. 
  2. Ze grijpen dus niet in tegen Hitlers schendingen van het verdrag van Versailles
  3. 'It is peace in our time'.

Helaas: er zouden na Sudetenland nog meer veroveringen volgen. Alleen zo kon Hitler 'lebensraum' creeëren en het sterke arische ras voeden
Verzoeningspolitiek of appeasementpolitiek is diplomatiek beleid gericht op het vermijden van oorlog door concessies te doen aan een andere macht.

Slide 10 - Slide

Mussolini in Italië
Na WOI en de Vrede van Versailles was er veel onvrede in Italië: 
1. Hoge werkeloosheid 
2. Een besluiteloze regering: geen vertrouwen meer van het volk

Mussolini grijpt in 1922 de macht

Fascisme: extreemrechtse politieke beweging

Slide 11 - Slide

Kenmerken fascisme 


  • Extreem nationalistisch
  • Italie moest weer een grote mogendheid worden(Romeinse Rijk)
  • Fascisme is anti-democratisch en anti-communistisch
  • Er is één leider
  • Mussolini was 'Il Duce'. 
  • Vanaf 1938 antisemitisch
  • Toenadering tot Hitler om sterker tegen Fr en de UK te staan

Slide 12 - Slide

Wat is GEEN kenmerk van Fascisme?
A
nationalisme
B
een sterke leider
C
gebruik van geweld
D
democratie is noodzakelijk

Slide 13 - Quiz

Mussolini wilde....
A
Vreedzaam met andere landen samenleven.
B
De hele wereld veroveren.
C
Een sterk rijk veroveren rond de Middellandse Zee, zoals de Romeinen hadden gehad.
D
Samen met Duitsland Europa veroveren.

Slide 14 - Quiz

Wat past niet bij het fascisme van Mussolini?
A
Extreem nationalisme
B
Collectivisatie
C
Indoctrinatie
D
Totalitair

Slide 15 - Quiz

Wat is geen ideaal van Hitler?
A
Heims in reich
B
Antisemitisme
C
Lebensraum
D
Stalingrad

Slide 16 - Quiz

Wat is geen standpunt van Hitler?
A
Weg met dolkstootlegende
B
Weg met de weimarrepubliek
C
Weg met de vrede van versailles
D
Weg met de werkloosheid

Slide 17 - Quiz

Wat past er NIET bij Mussolini?
A
Democratisch
B
Dictatuur
C
Fascisme
D
Persoonsverheerlijking

Slide 18 - Quiz

Was was geen doel van Hitler
A
bewaren van vrede in Europa
B
herstel economie Duitsland
C
ongedaan maken verdrag van Duitsland
D
opbouw van het Duitse leger

Slide 19 - Quiz

Wat is fascisme?
A
een antidemocratische, totalitaire en nationalistische beweging
B
een antidemocratische beweging die streeft naar een maatschappij zonder privébezit
C
verheerlijking van alles wat met het leger te maken heeft
D
het gevechtsklaar maken van het leger voor de oorlog

Slide 20 - Quiz

Wat beloofde Hitler niet?
A
Oplossen werkloosheid
B
Herstelbetalingen stopzetten
C
Leger verkleinen
D
Leger vergroten

Slide 21 - Quiz

Adolf Hitler is een....
A
communist
B
fascist
C
nationaal-socialist
D
nationaal-democraat

Slide 22 - Quiz

Wat is geen verkiezingsbelofte van Hitler?
A
meer werk voor iedereen
B
opbouw van een leger
C
herstel van industrie
D
gelijke rechten voor alle Duitsers

Slide 23 - Quiz

Crisis in Nederland
  • Nederland wordt zwaar door de crisis geraakt: de handel met de VS en Duitsland komt stil te staan.
  • Bedrijven en fabrieken moeten de deuren sluiten.
  • Tussen 1929 en 1935 stijgt de werkloosheid van 22.000 naar 500.000

Slide 24 - Slide

Colijn: aanpassingspolitiek 1934

De Nederlandse regering van minister-president Colijn 
besluit dat er minder uitgaven moeten zijn, 
omdat er minder inkomsten zijn: 
Nederland moet zich aanpassen. 

Dit betekende: bezuinigen

Lonen van ambtenaren gaan omlaag, net als de 
steunuitkering. 
Veel mensen verloren het vertrouwen in de regering. 

Slide 25 - Slide

Stempelen voor 'de Steun'

Er is nauwelijks steun van de overheid: 
alleen werklozen tussen 21 en 60 jaar krijgen steunuitkering.

Hiervoor moeten ze 2 keer per dag in de rij staan om te stempelen. 
Dit is vooral bedoeld om zwartwerken te voorkomen.

Slide 26 - Slide

Vernedering
  • De steun is vaak te laag, daarom moeten mensen ook andere hulp krijgen.

  • Zo krijg je bijvoorbeeld kleding, maar daar staat wél een stempel in: iedereen kan dat zien.

  • Je hoeft geen rijwielbelasting te betalen: maar ook dát kan iedereen zien

Slide 27 - Slide

Werkverschaffings
projecten
Net als in andere landen probeert de overheid werklozen aan werk te helpen met werkverschaffingsprojecten.

Grote projecten zoals het Amsterdams Bos en de Afsluitdijk hielpen mannen aan werk en een inkomen dat net meer was dan de steun uitkering.

Slide 28 - Slide

NSB vanaf 1931

Nationaal-Socialistische Beweging 
  • Anton Mussert 
  • Tegen de regering en de democratie
  • Veel aanhang onder boeren, winkeliers en ambtenaren (zij voelden zich bedreigd door de gevolgen van de crisis)
  • Geïnspireerd door de NSDAP 
  • 1935 behaalde de NSB 8% van de stemmen

Slide 29 - Slide

NSB vanaf 1935

Na 1935 werd de aanhang van de NSB echter steeds kleiner:
  • Steeds duidelijker hoe antsemitisch de NSDAP was
  • Agressieve buitenlandse politiek Hitler werd duidelijker
  • Veel partijen, kerken en vakbonden tegen de NSB

Tijdens de Duitse bezetting was de NSB de enige partij toegstaan in NL. 

Slide 30 - Slide

Terugkoppeling
- Wat bedoelen we met de Anschluss en Lebensraum?
- Wat wilden de facisten in Italië?
- Welk verschil was er voor 1938 tussen het fascisme van Hitler en dat van Mussolini?
- Wat is de appeastment politiek?
- Wat is de aanpassingspolitiek?
- Hoe was het leven voor werklozen in die tijd?
 

Slide 31 - Slide

0

Slide 32 - Video