2.4 Zwanger

Voortplanting
Bs4 Zwanger
1 / 42
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Voortplanting
Bs4 Zwanger

Slide 1 - Slide

Reflectievragen basisstof 3
Pak een schrift en beantwoord de volgende vragen:
1.  Welke hormoon zorgt ervoor dat follikel gaat rijpen?
2. Welke hormonen zorgen ervoor dat het baarmoederslijmvlies dikker wordt?
3. De pil bevat het hormoon progesteron. Wat gebeurd er bij mensen die de pil slikken volgens het schema?
4. Waardoor komt uiteindelijk de menstruatie tot stand? 



Slide 2 - Slide

Leerdoelen 2.4 (2 lessen)
  1. Je kunt de ontwikkeling van zygote tot baby toelichten
  2. Je kunt de hormonale regeling uitleggen die optreedt na bevruchting
  3. Je kunt uitleggen wat stamcellen zijn 
  4. Je kunt de fasen van geboorte benoemen en de kenmerken van iedere fasen toelichten

Slide 3 - Slide

Geslachtelijke voortplantig
Zaadcel + eicel
Versmelten
Bevruchting

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Hoe zat dat ook al weer bij de mens?
We spreken van bevruchting als:
A
Er een embryo is ontstaan
B
De kern van de zaadcel is versmolten met de kern van de eicel
C
er een zaadcel in de eicel is gekomen
D
bevruchting? dat is toch iets met vruchten...

Slide 6 - Quiz

Waar vindt bevruchting in de vrouw plaats?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Wat gebeurt er na bevruchting?

Slide 9 - Slide

Klievingsdelingen!
De eerste delingen nadat een eicel is bevrucht
Dit gebeurt in het bevruchtingsmembraan
Vinden in de eileider plaats
Cellen groeien dan nog niet (de cellen worden dus steeds kleiner!)

Slide 10 - Slide

Innesteling
Het klompje cellen nestelt zich in het baarmoederslijmvlies nadat het in de baarmoeder is aangekomen.

Slide 11 - Slide

Hormonen zwangerschap
  1. Het ingenestelde klompje cellen (embryo) maakt HCG aan.
  2. HCG houdt het gele lichaam in stand.
  3. Het gele lichaam blijft progesteron aanmaken.
  4. Progesteron remt de aanmaak van LH en FSH.
  5. Progesteron houdt het baarmoederslijmvlies in stand (dik en klierrijk)


Slide 12 - Slide

Hormonen zwangerschap
  1. Gebrek LH/FSH voorkomt nieuwe menstruatie.
  2. Gele lichaam verdwijnt enkele weken later toch.
  3. Aanmaak HCG en progesteron wordt overgenomen door placenta.

Slide 13 - Slide

Niet zwanger
Wel zwanger
Een zwangerschapstest test de aanwezigheid van een bepaald hormoon in je urine. Welk hormoon is alleen in je lichaam aanwezig als je zwanger bent?

Slide 14 - Slide

Aan de slag met de leerdoelen:
2.2 helemaal af? 

Weektaak:
2.3 Opdracht 32 en 33
2.4 Opdracht 38 en 39

timer
10:00

Slide 15 - Slide

Welk hormoon wordt met 2 aangegeven?
(Tip: kijk in BiNaS tabel 86C)
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 16 - Quiz

Welk hormoon wordt met 4 aangegeven?
(Tip: kijk in BiNaS tabel 86C)
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 17 - Quiz

Bij een vrouw is het gele lichaam na 4 weken nog niet verschrompeld.
Wat betekent dat?
A
Ze is ongesteld
B
Ze heeft een eisprong
C
ze is zwanger

Slide 18 - Quiz

Welke twee hormonen zorgen voor het dikker worden van het baarmoederslijmvlies?
A
HCG en Progesteron
B
LH en FSH
C
Oestrogenen en HCG
D
Oestrogenen en progesteron

Slide 19 - Quiz

Een vrouw is zwanger, welk hormoon zal gedurende de zwangerschap meer van vinden
A
oestrogeen
B
progesteron

Slide 20 - Quiz


De afbeelding geeft schematisch de ontwikkeling van een eicel in de eierstok van een vrouw weer gedurende een bepaalde periode.
Is deze vrouw op tijdstip Q zwanger?
A
ja
B
nee
C
dat is niet uit de gegevens af te leiden

Slide 21 - Quiz

Welk hormoon zorgt er voor dat het baarmoederslijmvlies in stand blijft?
A
FSH
B
LH
C
Progesteron
D
Oestrogeen

Slide 22 - Quiz

Onder invloed van welk hormoon blijft het gele lichaam intact?
A
LH
B
Progesteron
C
Oestrogeen
D
HCG

Slide 23 - Quiz

Welke hormoon stimuleert de ontwikkeling de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken?
A
LH
B
FSH
C
oestrogeen
D
progesteron

Slide 24 - Quiz

2.4 Zwanger (Les 2)
Reflectie vorige les:
1. Welk hormoon wordt gemaakt door het gele lichaam?
2. Welk hormoon maakt het embryo?
3. Wat is de taak van het hormoon dat wordt gemaakt door het embryo?
4. Hoe noemen we de celdelingen vlak na bevruchting?
Klaar? Voeg jezelf toe aan de lessonup!

Slide 25 - Slide

Lezen: Celdifferentiatie en stamcellen (blz. 127 en 128)
1. Hoe komt het dat een hersencel en een botcel hetzelfde DNA heeft en toch zo verschillend zijn?
2. Hoe noem je het proces waarbij een cel zich gaat specialiseren in een bepaalde taak?
3. Beschrijf wat een stamcel is.
4. Wat is het verschil tussen een embryonale stamcel en een adulte stamcel?
timer
7:00

Slide 26 - Slide

Maak een keuze voor deze les:
Ik luister eerst graag naar een uitleg en ga daarna aan de slag met de leerdoelen
Ik ga zelfstandig aan de slag met de opdrachten in het boek
Ik ga oefenen met de meiose en mitose op biologiepagina.nl

Slide 27 - Poll

Placenta
Navelstreng bevat bloedvaten --> verbindt embryo met placenta

Placenta: uitwisseling van stoffen door diffusie en actief transport

Tussen moeder en embryo

Slide 28 - Slide

Placenta
Voedingsstoffen en zuurstof gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van de embryo.

Afvalstoffen gaan van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder.

Ook ziekteverwekkers, sommige geneesmiddelen, alcohol, nicotine en drugs kunnen door de vliezen in de placenta heen.

Slide 29 - Slide

Embryo
Vruchtwater (bescherming embryo)

Zygote: bevruchte eicel
Embryo: vanaf week 2
Foetus: vanaf week 8

Slide 30 - Slide

Celdifferentiatie: uit stamcellen ontstaan gespecialiseerde cellen

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Indaling: door samentrekkingen van de baarmoederwand komt het hoofdje van de foetus in de bekkenholte te liggen

Slide 33 - Slide

Ontsluiting: door weeën (samentrekkingen van de baarmoeder) worden de baarmoederhals en de baarmoedermond wijder  vruchtvliezen breken vaak

Slide 34 - Slide

Uitdrijving: door persweeën komt het kind ter wereld

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Nageboorte: de placenta, de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen worden uitgedreven.

Slide 37 - Slide

Stamcellen
  • Stamcellen kunnen nog veranderen in andere soorten cellen (differentiatie).
  • Embryonale stamcellen kunnen zich nog in ALLE soorten cellen ontwikkelen.
  • Adulte (volwassen) stamcellen kunnen zich enkel nog in een AANTAL soorten cellen ontwikkelen.
  • Voorbeeld: (Adulte) stamcellen in het beenmerg kunnen zich in verschillende type bloedcellen ontwikkelen.

Slide 38 - Slide

Hoe vonden jullie deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll

Wat vonden jullie van keuzevrijheid in de les?
Te weinig
Genoeg
Teveel

Slide 40 - Poll

Voordelen van keuzevrijheid

Slide 41 - Mind map

Gevaren van keuzevrijheid

Slide 42 - Mind map