Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 100 min
Items in this lesson
4.2 De macht van koningen
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Welk begrip hoort bij het plaatje?
A
centralisatie
B
staatsvorming
C
Staten-Generaal
D
inspraak
Slide 3 - Quiz
Welk-woord-weg: Welk begrip hoort er volgens jou niet bij? Je moet het kunnen uitleggen. centralisatie - inspraak - hoofdstad
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Slide
Meer macht voor de koning
Middeleeuwen (500 -1500): edelen veel macht
Koningen waren daar niet blij mee
Wat deden de koningen om meer macht te krijgen?
Ridders aanstellen die trouw waren aan de koning
Wetten maken voor het hele land
Rechters aanstellen om alle burgers op dezelfde manier te straffen
Slide 6 - Slide
Waarmee lieten koningen zien dat ze veel macht en geld hadden?
Door het bouwen van paleizen.
Er ontstond meer eenheid in het land. Hoe heet dit?
staatsvorming
Als een gebied vanuit één punt wordt bestuurd, noem je dat
centralisatie
De macht op één plek (blz. 128)
Waarmee lieten koningen zien dat ze veel macht en geld hadden?
Paleizen bouwen
Er ontstond meer eenheid in het land: staatsvorming
Als een gebied vanuit één punt wordt bestuurd, noem je dat centralisatie.
Slide 7 - Slide
Burgers willen inspraak
Burgers moesten belasting betalen. Daarom wilden ze ook meepraten over belangrijke besluiten.
De koning vond dit goed en gaf de burgers inspraak.
Welke drie groepen zijn in vergadering?
adel
geestelijken
burgerij
In Frankrijk heette dit de Staten-Generaal.
De Franse koning Filips VI krijgt advies (1332)
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
De machtige kerk
Naast de koning had de kerk veel macht.
Christenen geloofden in een leven na de dood.
Als je goed leefde kwam je in de hemel.
Als je slecht leefde kwam je in de hel.
Wanneer was je een goede christen?
Bidden
Geld geven aan de kerk
Niet-christenen werden vaak gestraft.
De hel
Jeroen Bosch schilderde de hel zoals mensen zich dat in de middeleeuwen voorstelden. De hel was een plaats waar mensen veel pijn moesten lijden. De hitte van het vuur was er ondragelijk. De angst om voor eeuwig te moeten branden was voor veel mensen een reden om goed te leven.
Jeroen Bosch
De schilder Jeroen Bosch leefde en schilderde rond 1500. Hij woonde in Den Bosch, vandaar zijn achternaam. Er is weinig over zijn leven bekend. Hij schilderde vaak monsterachtige personen en liet zien dat de belangrijke mensen in de kerk meer hielden van geld en rijkdom dan van hun geloof.
Duivels
Jeroen Bosch schilderde vaak duivelachtige wezens. Deze duivels martelden de mensen in de hel op de meest verschrikkelijke manieren. Zo waarschuwde Bosch de mensen dat ze op een christelijke manier moesten leven. Na de dood zou God beslissen of iemand naar de hel of naar de hemel ging.
Zonden
Deze man had in zijn leven volgens Bosch veel zonden begaan, hij was een zondaar. Je was een zondaar als je niet leefde volgens de Bijbel. Men geloofde dat een zondaar in de hel terechtkwam. Daar kreeg een zondaar voor eeuwig straf. Je kreeg als mens dus maar één kans.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Kruistochten
Jeruzalem is voor christenen en moslims een belangrijke stad.
Gewapende christenen gingen op reis om de stad te veroveren op de moslims. = kruistochten
Aan de kruisvaarders werd de hemel beloofd.
Tussen 1000 en 1300 meerdere tochten.
Het lukte de moslims de kruisvaarders te verdrijven.
Kruisvaarders bij Jeruzalem, 1099
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
1 In de middeleeuwen, de tijd die duurde van ________ tot ________, had de kerk __________________ macht.
2 De meeste mensen waren ____________________________ .
3 Geestelijken leerden de mensen dat ze in de _______________ zouden komen als ze goed zouden leven.
4 Mensen die niet christelijk waren, werden vaak _____________________ .
beboet
christenen
gestraft
hel
hemel
moslims
veel
weinig
500
1000
1500
Slide 15 - Drag question
1 In 1095 riep de Paus ____________________ op om gewapend naar Jeruzalem te trekken om de __________________________ te verdrijven.
2 De paus beloofde iedereen die meehielp een plek in de _______________
3 Deze tochten van gewapende mensen worden ____________________________________ genoemd.
4 Uiteindelijk wisten de ____________________ de strijd te winnen.