Met vraagwoordVraagwoord = où, quand, comment, combien, pourquoi, qui, qu'est-ce que (zie p. 116 WB voor de vraagwoorden die je moet kennen dit hoofdstuk!)
- vraagwoord + est-ce-que + gewone zin + ?
- gewone zin + vraagwoord + ?
- vraagwoord + gewone zin + ?
- vraagwoord + inversie + ?