Examen 2009 BB tv2

Examen BB 2009 tv2 
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Examen BB 2009 tv2 

Slide 1 - Slide


Tekst 1: Oranjegekte: Sinterklaas en Wortelman samen op de tribune

Slide 2 - Slide

1 Geef een voordeel en een nadeel van de Oranjegekte voor de economie.

Slide 3 - Open question

2 Welk kopje past het beste boven alinea 5?
A
Economie
B
Oranjegekte
C
Vuilnisbak
D
Wereldkampioenschap

Slide 4 - Quiz

3 Wat is het belangrijkste doel van de tekst?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
waarschuwen

Slide 5 - Quiz

4 Geef aan welke van de volgende uitspraken uit de tekst juist of onjuist zijn

1 Oranjesupporters zijn  vergelijkbaar met hooligans

2 Er is alleen in Nederland een onderzoek gedaan naar Oranjegekte

3 Alleen onder de Nederlanders komt er Oranjegekte voor

4 Oranjegekte vindt alleen plaats in het stadion tijdens de voetbalwedstrijden

5 Oranjesupporters zijn, ondanks hun gekke verkleedpartijen, overal welkom

Slide 6 - Slide

4 Geef aan of de volgende uitspraken juist of onjuist zijn.

Slide 7 - Open question

5 Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

A
Oranjegekte is niet zo goed voor de economie
B
Oranjegekte is wel een vreemd verschijnsel, maar van belang voor de economie
C
Oranjegekte wordt in de voetballiefhebbende landen om ons heen niet begrepen
D
Oranjesupporters willen met hun gekke verkleedpartijen alleen maar opvallen

Slide 8 - Quiz

6 Een schrijver kan in zijn tekst gebruik maken van:
1 feiten
2 de mening van de schrijver
3 de mening van deskundigen / iemand anders

Waaruit bestaat deze tekst?
A
alleen uit 1
B
alleen uit 1 en 2
C
alleen uit 1 en 3
D
uit 1, 2 en 3

Slide 9 - Quiz


Tekst 2: Een ramp kun je niet plannen

Slide 10 - Slide

7 De tekst begint met een vetgedrukte inleiding.

Deze inleiding geeft
A
de introductie van een probleem
B
een persoonlijke mening over het onderwerp
C
een uitleg over de opbouw van de tekst
D
een waarschuwing voor wateroverlast

Slide 11 - Quiz

8 In de inleiding staat: "Nederland is niet goed voorbereid op grote rampen."

Welke rampen worden er genoemd?

Slide 12 - Open question

9 Welk kopje past het beste boven alinea 4?
A
Dijken ophogen
B
Een echte ramp
C
Opzettelijk laten overstromen
D
Water buiten houden

Slide 13 - Quiz

10 Wat is het verband tussen alinea 3 en 4?
A
Alinea 3 en 4 vormen een opsomming
B
Alinea 3 en 4 vormen een tegenstelling
C
Alinea 4 geeft een oplossing van het probleem in alinea 3
D
Alinea 4 geeft een voorbeeld bij wat er in alinea 3 wordt verteld

Slide 14 - Quiz

11 Een schrijver heeft altijd een doel met de tekst.
Wat is het belangrijkste doel van de schrijver in de ze tekst?
A
De lezer informatie geven over het Rapport Nationale Veiligheid
B
De lezer overhalen het Rapport Nationale Veiligheid te lezen
C
De lezer waarschuwen voor de slechte dijken in Nedeland

Slide 15 - Quiz

12 In de laatste alinea staat de mening van premier Balkenende.

Welke conclusie kun je daaruit trekken?

A
Premier Balkenende is afwachtend
B
Premier Balkenende is bang
C
Premier Balkenende is ongerust
D
Premier Balkenende stelt ons gerust

Slide 16 - Quiz

13 Welke van de onderstaande uitspraken is NIET juist?
A
Als het water hoog blijft, zullen de dijken in Nederland het begeven
B
In 2005 was Nederland niet zo goed voorbereid op een ramp
C
In 2007 was Nederland al helemaal voorbereid op een ramp
D
Terroristische aanslagen kunnen ons land lam leggen

Slide 17 - Quiz

Tekst 3: Onze vertrouwde fiets gaat er heel anders uitzien

Slide 18 - Slide

14 In de inleiding staat dat de lowriders vooral onder jongeren populair zijn.

Welke alinea gaat verder in op de populariteit van deze fiets?
A
Alinea 2
B
Alinea 3
C
Alinea 4
D
Alinea 5

Slide 19 - Quiz

15 In alinea 2 staat dat de fiets met aanhanger nooit een doorslaand succes is geweest.

Welke oorzaak wordt hiervoor gegeven?
A
De aanhanger voldoet niet aan de strenge veiligheidseisen
B
De gewone fietsen bleken niet geschikt voor de aanhanger
C
De kinderen zitten achter de ouder
D
Er kunnen maar twee kinderen in de aanhanger

Slide 20 - Quiz

16 Een schrijver heeft altijd een doel met een tekst.

Wat is het belangrijkste doel van de schrijver van deze tekst?
A
De lezer amuseren met de nieuwste trends op fietsgebied
B
De lezer informeren over de nieuwste trends op fietsgebied
C
De lezer overhalen om ook een nieuwe fiets te kopen die echt bij hen past
D
De lezer waarschuwen dat je bij alle fietsen toch vooral zelf moet blijven trappen

Slide 21 - Quiz


Geef aan of de volgende uitspraken uit de tekst juist of onjuist zijn

1 De nieuwe lichting fietsen lijkt niet meer op de oude exemplaren

2 De bakfiets is een typisch Nederlandse uitvinding

3 De lowrider is alleen populair onder jongeren

4 De elektrische fiets is niet alleen meer voor ouderen of gehandicapten

5 Bij de elektrische fiets zul je nog steeds zelf moeten trappen

Slide 22 - Slide

17 Geef bij de volgende uitspraken uit de tekst aan of ze juist of onjuist zijn.

Slide 23 - Open question

18 Wat is de bedoeling van de laatste alinea?

A
een advies geven
B
een nieuw gegeven toevoegen
C
een oorzaak geven
D
een samenvatting geven

Slide 24 - Quiz

 
Tekst 4: Gelukkig tussen de 'superboeren'

Slide 25 - Slide

19 Wat is de bedoeling van de vetgedrukte inleiding?
A
de indeling geven van de tekst
B
een conclusie vooraf geven
C
een persoon uit de tekst voorstellen
D
een samenvatting vooraf geven

Slide 26 - Quiz

20 Welk kopje geeft het beste de inhoud van alinea 3 weer?
A
Achterhoek
B
Saidu Keta
C
Metaalverwerkings-bedrijf
D
Superboeren

Slide 27 - Quiz

21 Wat is het verband tussen alinea 5 en 6?
A
Alinea 5 en 6 vormen samen een opsomming
B
Alinea 5 en 6 vormen een tegenstelling
C
Alinea 6 geeft een ontkenning van wat er in alinea 5 wordt gezegd
D
Alinea 6 geeft een voorbeeld van wat er in alinea 5 wordt verteld

Slide 28 - Quiz

22 Je hebt de tekst gelezen.

Welke conclusie kun je trekken?
A
Saidu is boos en teleurgesteld
B
Saidu is eenzaam en verdrietig
C
Saidu is opgelucht en ontspannen
D
Saidu is trots en blij

Slide 29 - Quiz

23 Geef de belangrijkste reden waarom het Nederlands paspoort voor Saidu Keta zo belangrijk is.

Slide 30 - Open question

24 Wat is het belangrijkste doel van deze tekst?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
tot handelen aansporen

Slide 31 - Quiz

25 Een schrijver kan in zijn tekst gebruik maken van:
1 feiten
2 de mening van de schrijver
3 de mening van deskundigen / iemand anders
A
alleen uit 1
B
alleen uit 1 en 2
C
alleen uit 1 en 3
D
uit 1, 2 en 3

Slide 32 - Quiz

Tekst 5: Tv kijken op je mobiel, overal en altijd

Slide 33 - Slide

26 "Of loopt het zo'n vaart niet?" (alinea 1)

Citeer een zinsgedeelte uit dezelfde alinea waarop deze vraag betrekking heeft.

Slide 34 - Open question

27 "Of loopt het zo'n vaart niet?" (alinea 1)

In welke alinea staat het antwoord op deze vraag?

A
alinea 3
B
alinea 4
C
alinea 5
D
alinea 6

Slide 35 - Quiz

28 Welk kopje geeft het beste de inhoud weer van alinea 6?
A
Consumentengedrag nu
B
Sportwedstrijden
C
Mp3-spelers en i-pods
D
Verwachting

Slide 36 - Quiz

29 Welke verwachting met betrekking tot de tv kun je uit deze tekst afleiden?

A
De ontwikkeling van de mobiele tv gaat net zo hard als die van de mp3
B
Het marktonderzoek naar de mobiele tv wordt alleen onder jongeren gehouden
C
Films en sport bekijken we de komende jaren gewoon nog op de huiskamer-tv
D
Jongeren willen vooral op vakantie en onderweg naar school mobiele tv gebruiken

Slide 37 - Quiz

30 Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte van deze tekst weer?
A
Door mobiele tv zullen er minder mp3-spelers en i-pods verkocht worden
B
Het is een bekend verschijnsel dat jongeren sneller vertrouwd zijn met technologische nieuwtjes dan ouderen
C
Mobiel tv-kijken komt eraan als extra mogelijkheid naast het ouderwetse huiskamer-kijken
D
Ook al bestaat mobiele tv nog niet, toch weten de meeste mensen al waar ze die gaan gebruiken

Slide 38 - Quiz

31 Een tekst kan bestaan uit:
1 feiten
2 de mening van de schrijver
3 de mening van een deskundige

Waaruit bestaat de tekst 'Tv kijken op je mobiel, overal en altijd'
A
alleen uit 1 en 2
B
alleen uit 1 en 3
C
alleen uit 2 en 3
D
uit 1, 2 en 3

Slide 39 - Quiz


Tekst 6: Reclamefolder E-on

Slide 40 - Slide

32 In een advertentie zijn beeld en tekst op elkaar afgestemd en dat kan op verschillende manieren.

Wat hebben beeld en tekst met elkaar te maken in de advertentie van E-on?
A
Het beeld alleen al is voldoende om de advertentie te kunnen begrijpen
B
Het beeld heeft niet echt betrekking op wat de tekst vertelt
C
Het beeld ondersteunt de boodschap die in de tekst wordt verteld
D
Het beeld trekt de aandacht, maar is ook nodig om de tekst te kunnen begrijpen

Slide 41 - Quiz

Schrijfopdracht
Vakantiewerk jachthaven

Slide 42 - Slide


33  E-mail
  • aanhef                                                       
  • inleiding
  • kern
  • slot
  • vriendelijke groet,
  • Naam + adres 

Slide 43 - Slide

aanhef                                             Geachte meneer Sluiter

Inleiding                                                        *jezelf voorstellen * opzoek naar vakantiewerk

                             

Kern                                                                 *reden om in de jachthaven te werken

                                                                           *afwisselende werkzaamheden * periode

                                                                             waarin je wilt werken * speciale werk-

                                                                             kleding *werktijden *uurloon

Slot                                                                   *reactie en een bedankje


Groet                                                                * vriendelijke groet


Naam en adres                                            * nvoor- en achternaam+volledige  adres


Slide 44 - Slide