TL3: algemene spelling en werkwoordspelling quiz 1

Quiz
Spelling H1 tot H6
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Quiz
Spelling H1 tot H6

Slide 1 - Slide

Als herhaling

Van alles wat


Doel: Ben ik voorbereid op de toets?

Slide 2 - Slide

Maak een samenstelling:
aap + trots

Slide 3 - Open question

maak een samenstelling:
aap + rots

Slide 4 - Open question

Vul beide vormen juist in:
Melvin (lezen) (stotteren) het verhaal voor aan mij

Slide 5 - Open question

Schrijf de juiste vorm op:
Mijn oma (braden) een stukje vlees

Slide 6 - Open question

Schrijf de juiste vorm op:
Kees (branden) zijn vingers aan de pan

Slide 7 - Open question

Juist of onjuist:
Pieter Van Duinrade
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Juist of onjuist:
maandag
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Juist of onjuist:
Audi
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Juist of onjuist:
afrikaanse
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Juist of onjuist:
Mees riep: Kijk uit voor die fietser!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Juist of onjuist:
Lotte zei: 'Wat een stomme toets.'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?

Julia koopt ......... tijdschriften per week.
A
zes
B
6

Slide 14 - Quiz

a.s. (aanstaande) is een...
A
Letterwoord
B
Afkorting
C
Initiaalwoord
D
Verkorting

Slide 15 - Quiz

Een voorbeeld van een letterwoord is:
A
RIAGG
B
vip
C
E.H.B.O.
D
a.s.

Slide 16 - Quiz

Een voorbeeld van een initiaalwoord is:
A
uv
B
z.s.m.
C
ml
D
a.s.

Slide 17 - Quiz


Otto speelde met .......... vrienden een potje Fortnite.
A
21
B
een en twintig
C
éénentwintig
D
eenentwintig

Slide 18 - Quiz


De staatsgreep vond plaats op ..........
A
vijftien mei negentieneenenzestig
B
15-5-1961
C
15 mei negentieneenenzestig
D
15 mei 1961

Slide 19 - Quiz

Wanneer gebruik je een punt?

Slide 20 - Open question

Wanneer gebruik je een uitroepteken?

Slide 21 - Open question

Wat is een citaat?

Slide 22 - Mind map

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.
Levi wil je die bak met pennen potloden en stiften aangeven

Slide 23 - Open question

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 24 - Open question

Schrijf de volgende afkorting voluit op:
OM

Slide 25 - Open question

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
amfibie

Slide 26 - Open question

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
kolonie

Slide 27 - Open question

De (genie) hebben goede (idee) om de (probleem) op te lossen.
A
geniën - ideën - probleemen
B
genieën - ideeën - probleemen
C
genieën - ideën - problemen
D
genieën - ideeën - problemen

Slide 28 - Quiz

In brood zitten (vitamine), (mineraal) en (proteïne).
A
vitaminen - mineraalen - proteïnen
B
vitaminen - mineraalen - proteïnën
C
vitaminen - mineralen - proteïnen
D
vitaminen - mineralen - proteïnën

Slide 29 - Quiz

Alles door elkaar
Geef van de volgende werkwoorden aan wat voor soort werkwoord het is

Slide 30 - Slide

Wat voor soort werkwoord?

De autoriteiten hebben geturfd door hoeveel winkelende mensen dit centrum is bezocht


Kies uit: pvtt, pvvt, vd, od, inf, gw, bn

Slide 31 - Slide

Op een schaal van 1-10: hoe goed denk jij voorbereid te zijn op de spellingtoets?

Slide 32 - Open question

Waar moet jij, als voorbereiding op de spellingtoets, nog aan werken?

Slide 33 - Open question