This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Hoe noemen we de 'buitenkant' van een tekst?
Slide 1 - Open question
Wat hoort er niet in het tekstgeraamte?
A
een alinea
B
tabel
C
foto
D
bron
Slide 2 - Quiz
Als ik het tekstgeraamte bekijk lees ik de tekst woord voor woord.....
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
Welke vaardigheid hoort NIET bij de 10 belangrijke vaardigheden?
A
Online tekens en afkortingen kunnen herkennen + gebruiken
B
Tekst overschrijven zodat je alle woorden kent.
C
Doelgericht lezen: alleen lezen wat jij nodig hebt.
D
Online informatie ordenen en opslaan.
Slide 4 - Quiz
Een advertorial is
A
reclame op tv
B
reclame in de vorm van een artikel
C
een reclameposter
D
hetzelfde als een advertentie
Slide 5 - Quiz
Wat is géén leesmanier?
A
voorspellend lezen
B
ontspannen lezen
C
scannend lezen
D
grondig lezen
Slide 6 - Quiz
Welke leesmanier gebruik je als je wilt weten of een tekst bruikbaar is voor een werkstuk?
A
zoekend lezen
B
grondig lezen
C
scannend lezen
D
kritisch lezen
Slide 7 - Quiz
Er zijn verschillende handigheidjes (strategieën) die je gebruikt voor grondig lezen! Welke hoort hier niet bij?
A
Voorspellen
B
Samenvatten
C
Concluderen
D
Ophelderen
Slide 8 - Quiz
Bij online lezen zijn 10 vaardigheden belangrijk! Daarom is het o.a. belangrijk om de invloed van bedrijven te herkennen. Waar hoort deze vaardigheid bij?
A
informatie zoeken en bewaren
B
leesstrategieën
C
betrouwbaarheid beoordelen
D
werken met genres
Slide 9 - Quiz
Er zijn veel verschillen tussen online lezen en lezen van papier. Welk verschil hoort er niet bij?
A
Bij online teksten kun je extra informatie lezen via links; bij papieren teksten niet.
B
Bij online teksten kun je de tekst groter maken; bij papieren teksten niet.
C
Bij online teksten moet je scrollen bij langere teksten; bij papieren teksten niet.
D
Bij online teksten kun je makkelijk aantekeningen maken en onderstrepen; bij papier teksten niet
Slide 10 - Quiz
ontspannend lezen
scannend lezen
grondig lezen
zoekend lezen
kritisch lezen
Doel: Je wilt echt begrijpen wat je leest en je wilt het onthouden.
Doel: Gewoon lekker lezen!
Doel: Je wilt snel weten waar een tekst over gaat en of hij interessant is om verder te lezen.
Doel: Je zoekt naar een geschikte tekst of naar bepaalde informatie.
Doel: Je wilt weten of het waar is wat je leest en of jij het met de tekst eens bent.
Slide 11 - Drag question
Zoekend lezen: hoe vind je heel snel informatie?
A
Met je ogen over de tekst glijden en naar een bepaald woord zoeken.
B
In je eigen woorden vertellen wat in de tekst staat.
C
De tekst stukje voor stukje nauwkeurig lezen.
D
Vragen stellen bij elk stukje tekst dat je leest.
Slide 12 - Quiz
Welke leesstrategieën ken je?
Slide 13 - Open question
Hoe wordt grondig lezen nog meer genoemd?
A
Secuur lezen
B
precies lezen
C
studerend lezen
D
aandachtig lezen
Slide 14 - Quiz
Op welke moment gebruik je de leerstrategie ophelderen en vragen stellen?
A
voor het lezen
B
tijdens het lezen
C
na het lezen
Slide 15 - Quiz
Wat is het doel van de leesstrategie 'voorspellen'?
A
de hoofdzaken van de tekst na het lezen kunnen herhalen.
B
zorgen dat je tijdens het lezen alles gaat begrijpen.
C
een tekst beter begrijpen, dieper in de tekst duiken.
D
een moeilijke tekst eerst in zijn geheel proberen te overzien, je zoekt antwoord op de vraag ‘waar begin ik aan?
Slide 16 - Quiz
Bij online lezen zijn 10 vaardigheden belangrijk! Daarom is het o.a. belangrijk om de invloed van bedrijven te herkennen. Waar hoort deze vaardigheid bij?