221207 G1A Verwijswoorden

1E: Verwijswoorden



Leg klaar: 
- leesboek
- lesboek
- schrift / pen
- chromebook
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1E: Verwijswoorden



Leg klaar: 
- leesboek
- lesboek
- schrift / pen
- chromebook

Slide 1 - Slide

WAT GAAN WE DOEN?
  • Boek lezen
  • Verwijswoorden

Slide 2 - Slide

LESDOEL
Aan het einde van de les:
kun je verwijswoorden herkennen en gebruiken. 

Slide 3 - Slide

VOLGORDE LES VANDAAG
  • Lestijd 3e uur: 10.20-11.10
  • 10.20 - Welkom
  •  Lezen in leesboek
  •  Verwijswoorden
  • 11.05-11.10  Afsluiting les + Plenda

Slide 4 - Slide

LEZEN IN JE LEESBOEK
timer
10:00

Slide 5 - Slide

VERWIJSWOORDEN

Slide 6 - Slide

DEZE, DIE, DIT, DAT

  • dezE en diE gebruik je bij dE-woorden.

  • diT en daT gebruik je bij heT-woorden.



Slide 7 - Slide

de-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord de bij staat, 
is een mannelijk of vrouwelijk woord 
of een woord in het meervoud. 

Daar kun je naar verwijzen met de 
aanwijzende voornaamwoorden deze en die.

dE eindigt op een E - dezE en diE eindigen ook op een E

Slide 8 - Slide

het-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord het bij staat, 
is een onzijdig woord. 

Daar kun je naar verwijzen met de 
aanwijzende voornaamwoorden dit en dat.

heT eindigt op een T - dien daT eindigen ook op een T

Slide 9 - Slide

FILMPJE NIEUW NEDERLANDS

Slide 10 - Slide

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de conclusie
A
deze conclusie
B
dit conclusie

Slide 11 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het experiment
A
deze experiment
B
dit experiment

Slide 12 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de aanvoerder
A
deze aanvoerder
B
dit aanvoerder

Slide 13 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het publiek
A
deze publiek
B
dit publiek

Slide 14 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de relatie
A
deze relatie
B
dit relatie

Slide 15 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het tekort
A
deze tekort
B
dit tekort

Slide 16 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de tentoonstelling
A
deze tentoonstelling
B
dit tentoonstelling

Slide 17 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het voorwerp
A
deze voorwerp
B
dit voorwerp

Slide 18 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de planeet
A
dat planeet
B
die planeet

Slide 19 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de vriendschap
A
dat vriendschap
B
die vriendschap

Slide 20 - Quiz

AAN DE SLAG
Maken: Opdracht 1, 2 en 3
§3 Verwijzen met deze, die, dit en dat
Cursus 6 Formuleren











timer
10:00

Slide 21 - Slide

EVEN HERHALEN
Lesdoel: Aan het einde van de les kun je:
  • verwijswoorden herkennen en gebruiken

Slide 22 - Slide

HUISWERK
Maken: Opdracht 1, 2 en 3
§3 Verwijzen met deze, die, dit en dat
Cursus 6 Formuleren

Woordenschrift elke donderdag!





Slide 23 - Slide