2021-12-02 Some, any, ontkenningen, ing-vorm

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Welcome!

What we are going to do today:

1. some / any

2. ontkenningen 

3. present continuous (ing-vorm)

Goals for today

At the end of today's lesson: 

- I can use some + any correctly. 

- I can make a negative sentence. 

- I can use the ing-form.

Some / any

something

anywhere

someone

etc...

Some

Any

Bevestigende zin

Vraagzin (in een restaurant)

Overige/gewone vraagzinnen

Ontkenningen (zinnen met not)

Would you like some / any tea?

1. some
2. any

Is there ... available?

1. someone
2. anyone

I don't want to go ....

1. somewhere
2. anywhere

.... needs to visit these people.

1. someone
2. anyone

Ontkennende zinnen

Ontkenningen (= not)

I am not at school.

They were not happy.

	Welk werkwoord in de zin?	Regel:
Regel 1:	to be (am / is / are / was / were)	Zet ' not ' na de vorm van to be

Maak ontkennend:
My sister is very friendly.

Ontkenningen (= not)

He can not help you. 

We have not seen her. 

	Welk werkwoord in de zin?	Regel:
Regel 1:	to be (am / is / are / was / were)	Zet ' not ' na de vorm van to be
Regel 2:	2 werkwoorden in de zin.	Zet ' not ' tussen de 2 werkwoorden

Maak ontkennend:
I could post that on Insta.

Ontkenningen (= not)

I don't play soccer.

She doesn't like sports. 

	Welk werkwoord in de zin?	Regel:
Regel 1:	to be (am / is / are / was / were)	Zet ' not ' na de vorm van to be
Regel 2:	2 werkwoorden in de zin.	Zet ' not ' tussen de 2 werkwoorden
Regel 3:	1 werkwoord in de zin (niet to be! )	Gebruik don't / doesn't / didn't + hele werkwoord

Maak ontkennend:
He reads a book.

Maak ontkennend:
We watched a film yesterday.

Let op!

SHIT (she / he / it) personen:   doesn't 

Alle overige personen:               don't 

Verleden tijd krijgt:                       didn't

Present continuous

ing-vorm

Present continuous (ing-vorm)

Als iets nu bezig is!

I am teaching right now. 

They are watching TV.

am / is / are + werkwoord+ing

Gebruik de ing-vorm
She ........ (call) her sister.

Gebruik de ing-vorm
They ..... (play) soccer.

Gebruik de ing-vorm
I ........ (run) home.

Gebruik de ing-vorm
Susan and Pete .... (hike).

Tasks for now

Practice online.

Use the links in Magister!