Herhalingsles 2.1 & 2.2

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Herhalingsles 2.1 & 2.2 

Door meneer Groenen

Voorstellen

Meneer Groenen 

Afspraak 

Leerdoelen

Leerdoelen uit 2.1: De Romeinse samenleving

Leerdoelen uit 2.2: Van meerdere goden naar één God

Wat gaan we doen? 

Vorige lessen

Herhalingsles

2.1 behandeld 

2.2 behandeld

Nu voorbereiden voor toets

Afspraken tussen Romeinen en Germaanse stammen werden opgeschreven in een...

1. Verdrag
2. Contract

Verdrag = afspraak/overeenkomst 

Wie was het belangrijkste en wie het onbelangrijkste in de Romeinse samenleving?

1. 

2. 

3. 

4.

Germanen

Slaven

Romeinse burger

Keizer

Hoe kon het Romeinse Rijk zo groot worden?

1. Ze veroverden veel gebieden.
2. Ze betaalden veel geld voor nieuwe gebieden.
3. Ze sloten veel verdragen.
4. Ze hadden sterke Goden.

Waardoor konden er in het Romeinse rijk goederen makkelijk verkocht worden?

Wat is géén voorbeeld van Romanisering?

1. Aquaducten bouwen
2. Toga dragen
3. Germaanse goden aanbidden
4. Latijns spreken

Sleep het juiste begrip naar het bijpassende bijpasende afbeelding.

Romeinse soldaat

Romeins gebouw

Romeinse grenspaal

Verkoper

Klant

Sleep de zinnen naar de juiste plek

Juist

Onjuist

Bataven en Friezen waren Germaanse stammen

De limes was een natuurlijke grens

Het noorden van Nederland lag binnen de grenzen van het Romeinse rijk

Romanisering is een ander woord voor Oudheid

Noem een voorbeeld van een Romeinse uitvinding

Lees de zinnen over het einde van het Romeinse Rijk.

Zet de zinnen in de juiste historische volgorde. Begin met wat het eerst gebeurde.

Vanwege misoogsten gaan complete volken weg uit het gebied waar ze woonden.

Het West- en Oost-Romeinse rijk hebben elk een eigen keizer.

 Verschillende volken vallen het Romeinse rijk binnen.

Italië wordt een Germaans koninkrijk.

1

2

3

4

Waarom gaven mensen offers aan de goden?

Wie was de baas in het Romeinse rijk?

1. Ambtenaar
2. Keizer
3. Germanen
4. Slaven

Hoe noem je dit gebouw?

Stoppen op 4.30

Wie is deze man?

Wat wou Julius Caesar worden?

1. Senator
2. Soldaat
3. Keizer
4. Dictator

Dictator had bij Romeinen andere betekenis dan nu. 

Dictator = tijdelijk herstel van koninklijke macht. Vandaar dat keizer ook kan. 

Sleep de zinnen naar de juiste plek

het bondgenootschap

De staat

het verdrag

Het fort

Ambtenaar

De samenwerking

een gebied met een grens erom en met een eigen bestuur

de afspraak, overeenkomst

een kamp voor militairen

Iemand in dienst van een bestuur

Wat is een staatsgodsdienst?

1. Een geloof dat iedereen moet geloven
2. Een geloof dat niemand hoeft te geloven

Friezen en Bataven 

Bataven en Friezen waren Germaanse stammen. 

Bataven verdedigen limes voor geld.

Friezen vochten soms tegen Romeinen/Bataven. 

Kies het juiste antwoord

1. De Germanen woonden ten zuiden van de Rijn.
2. De Romeinen bouwden forten om de grenzen te beschermen.
3. Friezen en Bataven vormden een bondgenootschap.
4. Wie schulden had, kon een slaaf kopen.

Noem twee redenen waarom de Romeinen overal goede wegen aanlegden

De Romeinen verjaagden de joden uit het gebied Judea. Waarom?

1. De joden wilden geen belasting betalen
2. De joden hadden een Romeinse tempel verwoest
3. De joden wilden niet in het leger vechten
4. De joden wilden de keizer niet vereren

Keizer Constantijn liet mensen zelf kiezen wat ze wilden geloven. Dit noemen we............................?

Aan de slag!

Maak paragraaf 2.2 verder af. 

Klaar? Kijk je werk na. 

Nagekeken? Begin aan de herhaling van 2.2