What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
SPAANS UNIDAD 2a
Unidad 2 El lugar donde vivo
DE PLAATS WAAR IK WOON
in dit hoofdstuk leer je:
woorden voor gebouwen of plaatsen in dorp of stad
vertellen waar je woont en/of vandaan komt
vertellen over je dorp of stad
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Spaans
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Unidad 2 El lugar donde vivo
DE PLAATS WAAR IK WOON
in dit hoofdstuk leer je:
woorden voor gebouwen of plaatsen in dorp of stad
vertellen waar je woont en/of vandaan komt
vertellen over je dorp of stad
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Hola.
Soy Nuria.
Vivo en Málaga.
Málaga es una ciudad grande y bonita.
Slide 3 - Slide
Hola.
Me llamo Paco.
Estudio y vivo en Salamanca.
Salamanca es una ciudad fantástica.
Slide 4 - Slide
Unidad 2 Grammatica
in dit hoofdstuk leer je:
zelfstandige en bijvoegelijke naamwoorden gebruiken
het werkwoord
hay
gebruiken:
er is/er zijn
het werkwoord
estar
gebruiken:
zich bevinden
Slide 5 - Slide
voorbeelden
(yo) vivo en un
pueblo pequeño
(yo) vivo en una
ciudad bonita
Mi pueblo
está
en el norte de Holanda
Hay
un aeropuerto cerca de Groningen.
En mi ciudad
hay
muchas tiendas
Slide 6 - Slide
lees eerst de tekst
(pag 31)
en probeer te raden welke woorden ontbreken;
centro - ciudad - palacio - supermercado - tienda - tiendas (let op 1 woord wordt niet gebruikt)
luister daarna naar het fragment en vul de ontbrekende woorden in:
Slide 7 - Slide
Nuria vertelt over Málaga
Als je alles hebt ingevuld, lees je het verhaal nog eens door.
Begrijp je alles?
Wat zegt Nuria over haar woonplaats?
de volgende quizvragen gaan over
plaatsen en gebouwen
Slide 8 - Slide
een stad
A
un país
B
una provincia
C
una ciudad
D
la capital
Slide 9 - Quiz
de stad
A
el pueblo
B
la provincia
C
la ciudad
D
el país
Slide 10 - Quiz
een plein
A
una plaza
B
un parque
C
una calle
D
un barrio
Slide 11 - Quiz
veel winkels
A
muchas iglesias
B
muchos palacios
C
muchos hoteles
D
muchas tiendas
Slide 12 - Quiz
de haven
A
la puerta
B
el puerto
C
el parque
D
el aeropuerto
Slide 13 - Quiz
de wijk
A
el museo
B
el barrio
C
el bar
D
el restaurante
Slide 14 - Quiz
een kerk
A
un museo
B
el puerto
C
un barrio
D
una iglesia
Slide 15 - Quiz
bijvoeglijke naamwoorden
om te zeggen
hoe iets is
, heb je bijvoeglijke naamwoorden nodig, bijvoorbeeld
groot, klein, mooi, lelijk, interessant, indrukwekkend, smal, breed, rustig, lawaaierig, duur, goedkoop
grande, pequeño, bonito, feo, interesante, impresionante, estrecho, ancho, tranquilo, ruidoso, caro, barato
Slide 16 - Slide
klein
A
grande
B
pequeño
C
bonito
D
interesante
Slide 17 - Quiz
rustig
A
impresionante
B
pequeño
C
estrecho
D
tranquilo
Slide 18 - Quiz
duur
A
estrecho
B
ancho
C
caro
D
barato
Slide 19 - Quiz
opdrachten p 31, 32
in de opdracht op pagina 31 leer je
hoe Nuria iets zegt over haar stad
in de opdracht op pagina 32 zoek je welke dingen
Nuria over haar stad zegt en welke niet
Slide 20 - Slide
Paco vertelt over de plaats waar hij vandaan komt en de plaats waar hij woont en studeert. Lees de tekst
(pag 32)
.
Slide 21 - Slide
opdrachten pagina 33
de opdrachten op pagina 33 leren je
wat
Paco vertelt over zijn woonplaats
en
hoe
hij dat zegt
zo
kun jij straks ook iets over jouw woonplaats vertellen
maar eerst een kleine quiz
Slide 22 - Slide
Ik heet Paco.
A
Me llamo Paco.
B
Te llamas Paco.
C
Se llama Paco.
D
Nos llamamos Paco.
Slide 23 - Quiz
beroemd
A
grande
B
pequeño
C
famoso
D
bonito
Slide 24 - Quiz
un pueblo pequeño
A
een klein plein
B
een klein dorp
C
een kleine stad
D
een groot dorp
Slide 25 - Quiz
groot en mooi
A
grande y pequeña
B
grande y bonito
C
interesante y bonito
D
grande y famoso
Slide 26 - Quiz
de straat
A
la calle
B
la plaza
C
la ciudad
D
el barrio
Slide 27 - Quiz
een brede straat
A
una calle estrecha
B
una calle bonita
C
una calle pequeña
D
una calle ancha
Slide 28 - Quiz
los turistas beben café
A
ze drinken melk
B
ze drinken bier
C
ze eten kaas
D
ze drinken koffie
Slide 29 - Quiz
het ligt in het zuiden
A
está en el norte
B
está en el este
C
está en el sur
D
está en el oeste
Slide 30 - Quiz
maken en leren
maak
de opdrachten op pagina 33
leer
daarna de zinnen van pagina 31, 32, 33
zodat je die kunt gebruiken als jij over
jouw eigen woonplaats gaat vertellen
maak
de opdrachten op pagina 34
Slide 31 - Slide
link naar oefeningen Wikiwijs op volgende dia
Slide 32 - Slide
https:
Slide 33 - Link
zeg in het Spaans
Ik kom uit Nederland.
Ik heet ...
Ik woon in ...
... is een dorp/stad
In mijn dorp/stad is een ...
In mijn dorp/stad is geen ...
Slide 34 - Slide
zeg in het Spaans
Groningen is een stad.
Het is een grote stad.
Het is een mooie stad.
Het is een grote en mooie stad.
Groningen
bevindt zich/ligt
in het noorden van Nederland.
Slide 35 - Slide
More lessons like this
Spaans 2020 Unidad 2a
January 2023
- Lesson with
41 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
KD Spaans 06a
November 2023
- Lesson with
32 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Spaans 2020 Unidad 2a
October 2020
- Lesson with
32 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
KD Spaans 9a
December 2023
- Lesson with
29 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
KD Spaans 8b
December 2023
- Lesson with
29 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Unidad 2 El lugar donde vivo - Parte 1 2CM
September 2021
- Lesson with
37 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Unidad 2 El lugar donde vivo - Parte 1
September 2021
- Lesson with
32 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Unidad 2 El lugar donde vivo - Ejercicio de escuchar
September 2021
- Lesson with
30 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1