Ethiek

• Godsdienst
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 2

Ethiek: Nadenken over wat goed of slecht is.
 En hoe je je gedraagt

Filosofie: Onderzoeken van grote vragen over het leven, kennis en de wereld om ons heen.

Moraal: ethische  principes/normen die bepalen wat goed of slecht is in ons gedrag.

Dubbele moraal: Wat voor de ene persoon goed is, kan voor een andere fout zijn, zelfs wanneer de situatie hetzelfde is. Mensen passen verschillende regels toe voor zichzelf en voor anderen in dezelfde situatie.

Deugden: Goede eigenschappen welke dienen als richtlijnen voor ethisch gedrag. Worden gezien als bouwstenen voor een goed en moreel leven.

Normen: Regels of richtlijnen die bepalen hoe mensen zich in bepaalde situaties
zouden moeten gedragen

Waarden: Principes of overtuigingen die belangrijk worden gevonden in de samenleving

Gouden regel: Het principe om anderen te behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden.

Toevallig ben je er getuige van dat een voorbijganger ernstig wordt mishandeld en beroofd.

1. Jij bent verontwaardigd of boos
2. Het laat je volkomen koud, het raakt je niet

Toevallig ben je er getuige van dat een voorbijganger ernstig wordt mishandeld en beroofd.

1. Je bent op hetzelfde moment geschokt en verontwaardigd
2. Je wordt de volgende dag boos, pas dan raakt het je

Toevallig ben je er getuige van dat een voorbijganger ernstig wordt mishandeld en beroofd.

1. Je vindt het slecht, gemeen, laag etc.
2. Je vindt er niks van, zoiets is een gewoon voorval

Bron 1

3 kenmerken hoe je reageert op goed/kwaad:
1.  Gevoelens (emoties) komen op
2. Deze gevoelens (emoties) voel je direct
3. Je gebruikt woorden zoals goed of slecht

Een vriend uit een andere klas heeft een wiskundetoets al gemaakt en heeft er stiekem foto's van gemaakt, hij zegt dat jij de foto's mag zien! Jij worstelt met wiskunde en kunt wel een voldoende gebruiken. Het komt jou dus wel goed uit dat je de toets al kunt inzien.
Wat doe jij?

1. Ja, natuurlijk wil ik die toets inzien!
2. Nee, dat is niet eerlijk. Jij maakt de toets op eigen kracht

Je gaat met je vrienden naar de film. Tickets zijn voor de halve prijs voor jongeren tot en met 14 jaar. Jij bent 15 jaar, maar je zou voor voor jonger kunnen doorgaan.

1. IK KOOP EEN KAARTJE VOOR DE HALVE PRIJS.
2. IK BEN EINDELIJK 15! IK BETAAL DE VOLLE POND.

Je gaat om met een vriend(in) die niet zo populair is, maar jij mag hem erg graag. Je komt andere vrienden tegen die je uitnodigen voor een feest, maar ze willen niet dat je vriend(in) komt.

1. IK HEB LIEVER 1 GOEDE, FIJNE VRIEND(IN). IK BLIJF BIJ HEM.
2. IK WIL POPULAIR ZIJN EN LAAT MIJN VRIEND(IN) LINKS LIGGEN.

Ethiek