Les 1. Herhaling lezen H1 t/m H4 (1 havo)

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Lezen

Hoofdstuk 1 t/m 4

Wat heb je deze kerstvakantie
gedaan?

Doel van de les

Aan het einde van de les hebben we de stof voor de toetweek hoofdstuk 1 t/m 4 herhaald.

Begrippen lezen hoofdstuk 3 + 4

• Inleiding
• Anekdote
• Slot
• Hoofdgedachte
• Precies lezen
• Verbanden en signaalwoorden (chronologisch, tegenstellend, opsommend, toelichtend)
  

Precies lezen

Oriënterend lezen

Globaal lezen

Zoekend lezen

Is bedoelt om het onderwerp van een tekst te vinden. 

Bekijk de tekst (titels, tussenkopjes, plaatjes, opvallende letters)

Lees de 1e alinea

Als je op zoek bent naar specifieke informatie in een tekst, bijvoorbeeld prijzen van een pretpark

Met deze leesstrategie wil je de hoofdgedachte van een tekst achterhalen.

Je leest de tekst nauwkeurig van begin tot eind

Je wilt weten wat de deelonderwerpen van een tekst zijn.

Je leest de eerste en laatste zin van alle alinea's.

Wat is een anekdote?

1. Een citaat
2. Een anders gedrukt woord dat belangrijk is
3. Een kort verhaaltje (soms grappig)
4. Een steekwoord

In het slot

1. wordt het belangrijkste uit een tekst herhaald
2. staat de meeste informatie
3. maak je kennis met het onderwerp van een tekst

Wat is een hoofdgedachte?

1. Dit is een gedachte van de schrijver
2. Een korte samenvatting van de tekst in 1 zin
3. Altijd de eerste zin van de tekst
4. Altijd de titel van de tekst

Chronologisch verband

Opsommend verband

Tegenstellend verband

Toelichtend verband

Nadat mijn vader drie keer gevallen was, durfde hij niet meer te schaatsen.

Ik vind pretparken niet leuk. Allereerst word ik misselijk als ik rondjes draai en ook heb ik hoogtevrees.

Ik durf niet in die snelle achtbaan, maar mijn broertje is een echte waaghals.

Frisdranken ... cola en sinas bevatten vaak erg veel suiker.

Opdracht (zelfstandig)

• Lees tekst 5 op blz. 107
• Maak een samenvatting van de tekst door middel van een woordweb.
• Noteer per alinea een aantal steekwoorden.
• Straks moet je kunnen vertellen waar de tekst over gaat.
  
• Klaar? Dan opdracht 4, vraag 1 t/m 5 maken.
  

Tekst bespreken - klassikaal

• Waar gaat tekst 5 over?
• Welke steekwoorden heb je opgeschreven?
  

Waar gaat tekst 5 over? Formuleer je antwoord in één zin.

Welk verband herken je in alinea 2? Aan welk signaalwoord herken je het verband?

Welk verband herken je tussen de eerste zin en de tweede zin van alinea 3?

Welk verband herken je in alinea 4? Aan welk signaalwoorden herken je het verband?

Huiswerk

Maak opdracht 4, vraag 1 t/m 5 op blz. 106 voor de volgende les.