This lesson contains 20 slides, with text slides.
Punt:
- Elke zin eindigt met een punt.
Voorbeeld:
De lessen van mevrouw Zeetsen zijn altijd erg leuk.
Vraagteken:
- Staat achteraan een vraag.
Voorbeeld:
Zijn de ijsberen ook een bedreigde diersoort?
Uitroepteken:
- Staat achter een uitroep of een bevel.
Voorbeeld:
Hou je mond!
Zit stil!
Pak je boek!
Let op!
Komma:
- bij een opsomming
- in een samengestelde zin TUSSEN twee pv's
- tussen bn
- vóór een voegwoord (staat niet in je boek)
Voorbeelden:
- Je hebt je boek, een schrift en potloden nodig.
- Omdat ik ziek was, ben ik niet naar school gegaan.
- Ik heb een lief, klein, zwart hondje.
- James ligt nog op bed, omdat hij erg moe is.
- bij een gesprek
- als je citeert
- een woord speciale aandacht geven
Basisregel: -en
1. woorden op -e : -s of -n
2. woorden op -a, -i, -o, -u : 's
3. woorden op -y : 's
4. woorden op -ee : ën
5. woorden op -ie : -ën (soms met extra -e)
6. woorden uit het Latijn : -i of -a of -s
7. woorden zonder mv : -
8. woorden op -s/ -f : -z of -v
Eindigt een woord op een heldere -a, -i, -o, -u dan krijg je in het mv een uitspraakprobleem.
opa - opa's
ski - ski's
auto - auto's
menu - menu's
A. klinker + -y : geen uitspraakprobleem dus -s
B. medeklinker + -y : uitspraakprobleem dus 's
jockey - jockeys
hobby - hobby's
A. Klemtoon ligt op -ie : + -ën
DRIE - drieën
meloDIE - melodieën
geNIE - genieën
B. klemtoon ligt niet op -ie : +n (trema op laatste ë)
BACterie - bacteriën
POrie - poriën
Sommige woorden hebben geen meervoud
Ze kunnen dus alleen in het enkelvoud voorkomen.
Warmte - liefde - geduld - hersenen