16 jan.: start grammatica ZD 5.3 en 5.5 en herhalen WW-spelling 7.9 en 7.10

16 jan.: WW-spelling 7.9 en 7.10 herhalen ww en Grammatica ZD 5.5 WG of NG
Havo 2 periode 3 
week 18 2e les (16 januari)
filmpje klaarzetten 7.10 Engelse ww!!
en evt. kopie oefen SOww-spelling (in schrift noteren)
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with text slides.

Items in this lesson

16 jan.: WW-spelling 7.9 en 7.10 herhalen ww en Grammatica ZD 5.5 WG of NG
Havo 2 periode 3 
week 18 2e les (16 januari)
filmpje klaarzetten 7.10 Engelse ww!!
en evt. kopie oefen SOww-spelling (in schrift noteren)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welkom H2a
plattegrond: 

timer
3:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Welkom H2b 
plattegrond: 

timer
3:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Planning
Lezen >> 10 min. 
Startopdracht
Instructie 5.3 Naamwoordelijk gezegde 
~pauze~
Herh. en oefenen 7.10 Engelse ww-spelling 
Afsluiting


timer
10:00

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht
  1. Vertel aan je maatje wat een werkwoordelijk gezegde (wg) is.      
  2. In welke zin zit een wg? Leg uit.
  • De bakker heeft hard gewerkt. 
  • De bakker is moe geworden.   
timer
5:00

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Doel 5.3 ZD Naamwoordelijk gezegde





  • Je leert het naamwoordelijk gezegde (NG) in een zin vinden. 


Je kent al het werkwoordelijk gezegde (WG) = 
alle werkwoorden in een zin die een actie aangeven. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

5 Grammatica: WS/ZD
Woordsoorten {
}Zinsdelen
Z
W
a
B
B
e
L
S
+
H
D
V

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Naamwoordelijk gezegde =
werkwoordelijk deel 
=  alle ww (dus kww + hww) 
+ naamwoordelijk deel = wat + ww? 
Notatie NG: 
pv [nwd] overige ww
bsa: zie notities

Slide 8 - Slide

voorbeeldzinnen: 
Hij wordt bakker. 

Hij wil bakker worden. 

Ria blijkt mijn buurvrouw. 

Deze toets scheen erg belangrijk.

Ondanks zijn bekendheid is Bas gewoon gebleven. 



 
Werkwoordelijk gezegde = alle ww uit de zin (die actie aangeeft)



  • het hoofdwerkwoord = een zelfstandig werkwoord: het belangrijkste werkwoord in een zin dat een actie aangeeft 
                                - Ik ga naar de bakker. Ik ben naar de bakker gegaan
                                - Mijn oom voetbalt graag. Mijn oom heeft graag gevoetbald.
  • het hulpwerkwoord: 
          =>  'helpt' het belangrijkste ww in de zin. Kan uit de zin gehaald worden,
                               - Ik ben naar de bakker gegaan. 
                               - Mijn oom heeft graag gevoetbald. 
       Zinnen met een WG kunnen een LV en MV hebben. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Naamwoordelijk gezegde = kww +  hww + naamwoordelijk deel 



  • het hoofdwerkwoord = een koppelwerkwoord 
                                       ZWaBBeLS 
  • het hulpwerkwoord: 
          =>  'helpt' het belangrijkste ww in de zin. Kan uit de zin gehaald worden.
                         
  • het naamwoordelijk deel = antwoord op de vraag Wat + pv + ow + ww? 
         In zinnen met een NG zit nooit een LV !

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Samengevat
1. zinsdelen bepalen 
2. zinsdelen benoemen 
3a. doet het ow iets? ==>WG
    lv: wie/wat + pv + ow + gezegde?
-met wie/wat wordt iets gedaan?-
    mv: aan/voor wie + pv + ow + lv? 

3b. ís het ow iets ?==>NG  (nw-deel: wat + pv + ow + overige ww)



timer
10:00

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Naamwoordelijk gezegde
herhaling
  1. Uit welke twee delen bestaat het NG ?
  2. Wat is er aan de hand met het OW in een NG ? 
  3. Welke vraag stel je m.b.t. het nwd? 
  4. Hoe noteer je het NG? 


1. Werkwoordelijk deel en naamwoordelijk deel 
2. Ís iets (blijkt iets, schijnt iets, lijkt iets, e.d.) 
3. Wat + pv + ow + overige ww.?= nwdeel 
4. pv [nwd] overige ww

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Inoefening 1
Zij is een reus van een vrouw geworden. 

1. Verdeel in zinsdelen. 
2. Benoem elk zinsdeel
3. Doet of is het ow iets? Dus WG of NG? 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Inoefening 2
Zij heeft een cadeau gekocht voor Lucas. 

1. Verdeel in zinsdelen. 
2. Benoem elk zinsdeel
3. Doet of is het ow iets? Dus WG of NG? 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Aan het werk
Maak opdracht 1 en 2 van blz. 210 en 211 
timer
5:00

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

timer
5:00

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Vervoegen Nederlandse werkwoorden
ik/...jij?        STAM

de ander   STAM + t

meer          HELE WW
pv in de t.t. 
pv in de v.t.  
ik / ander   STAM + te
                                 + de
meer            STAM + ten
                                  + den
----------------------------------
volt.dw. 't ex-fokschaa
en 
Engelse 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Vervoegen Nederlandse werkwoorden
Vul deze werkwoorden in 
in het schema: 

raken
dansen
slapen
en 
Engelse 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

7.10 Engelse werkwoorden blz. 260
Engelse werkwoorden vervoeg je op 
dezelfde manier als Nederlandse ww.

Vul in voor stretchen

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

1. de stam,/ik-vorm eindigt op een klinker, 
zoals bij rugbyen: ik rugby
DAN ALTIJD -DE(N) in V.T. en -d bij volt.dw.  
vul in voor partyen
ik 
hij 
wij 
ik heb 

3 uitzonderingen

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

2. de stam,/ik-vorm eindigt op een -e, 
zoals bij breakdancen: ik breakdance
de -e blijft steeds staan. 't sexy-fokschaap geldt voor de medeklinker voor de -e.   
Vul in voor daten: 

3 uitzonderingen

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

3. ww met dubbele medeklinker:  de stam,/ik-vorm heeft wel 1 medeklinker, zoals bij skimmen - ik skim
vul in voor stressen en babysitten en passen (de bal overspelen) 

! Let op: de dubbele
medeklinker blijft wel staan
als dat nodig is voor de 
uitspraak van de klinker 
die ervoor staat. Bijv. 
ik paintball/ik app 
3 uitzonderingen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Inoefenen
Oefen SO paragraaf 10 met elkaar doornemen en noteer antwoorden in je schrift: onderwerp + persoonsvorm. 

timer
5:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Aan het werk

Maak van cursus 7 spelling 
paragraaf 10 Engelse ww  blz. 261 opdracht  2* en 3. 
* Maak opdracht 2 op je invulschema ww-spelling.

timer
5:00

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting
Check de doelen bij jezelf: 
  1. Ik kan de pv op de juiste manier spellen en het ww-schema gebruiken. 
  2. Ik weet de grammatica zinsdelen uit leerjaar 1 te benoemen. 
  3. Je weet of een zin een WG of een NG heeft. 
  4. Je kan het NG benoemen en noteren. 
timer
5:00

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Volgende les 21 januari: 
Herhalen 5.3 NG en herhalen en oefenen 7.9 Nederlandse en 7.10 Engelse ww vervoegen

 Huiswerk 21 januari: 
7.9 invulschema ww-spelling 6 ww.
7.10 blz. 261 opdracht 2* en 3. 
* op je invulschema ww-spelling
Extra uitleg ww-spelling/geen hw:  
vakles 22 januari! 
donderdag 23 januari SO WW-spelling
Leer het voor het SO het ww-schema. Leer de vervoegingen uit je hoofd. Oefen bijv. online of in je boek met 7.10 Engelse werkwoorden (zie ook je aantekeningen). 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

5.3 Naamwoordelijk gezegde (NG)




  • Het onderwerp ís iets (ZWaBBeLS + HDV: de koppelwerkwoorden! ) 
 
bijv. Hij wordt later bakker. Belangrijkste ww = wordt ==>koppelww.  
Dit is het werkwoordelijk deel. (ook het hulpww als die er is)

  • + het zinsdeel dat erbij hoort: Wat wordt hij? Bakker. 
Dit is het naamwoordelijk deel. Dit noteren we tussen [nwd]
  • Notatie NG: pv [nwd] overige ww; dus: NG = wordt [bakker] 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

5.3(NG) voorbeeldzin




Al vanaf zijn kleutertijd  | wil  | Jort | verpleger | worden.

  • Het onderwerp wórdt iets (ZWaBBeLS + HDV: de koppelwerkwoorden! ) 
 Jos wordt iets. Belangrijkste ww = worden ==>koppelww.  (hww = wil)
Dit is het werkwoordelijk deel: wil worden
  • + het zinsdeel dat erbij hoort: Wat wil Jort worden? Verpleger
Dit is het naamwoordelijk deel. Dit noteren we tussen [nwd]
  • Notatie NG: pv [nwd] overige ww; dus: NG = wil [verpleger] worden

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk check✓
Online 7.10 Engelse ww opdracht 1 en 2 af ? 
Boek 5.3 blz. 210 en 211 opdracht 1 
1 a Merel is in het weekend weleens dj op bruiloftsfeesten.
b In het Lingebos vind je veel bijzondere paddenstoelen.
c Tijdens de laatste voetbalwedstrijd heeft niemand een doelpunt gescoord.
d Bryant zal altijd de beste vriend van Wouter blijven.
2 a zijn
b doen
c doen
d zijn

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk check✓
Boek 5.3 blz. 211 opdracht 2

1 a pv = was
ow = Mijn zelfgebakken roombotercake
b pv = Blijf/blijf
ow = jij
c pv = wil
ow = Jort
d pv = was
ow = Johan Cruyff



e pv = schijnen
ow = Legpuzzels van meer dan duizend stukjes
f pv = leek
ow = De trainer

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk check✓
2 a Wat was mijn zelfgebakken cake geworden?
antwoord = een mislukking
ng = was [een mislukking] geworden
b Wat blijf jij?
antwoord = geduldig
ng = Blijf [geduldig]
c Wat wil Jort worden?
antwoord = verpleger
ng = wil [verpleger] worden
d Wat was Johan Cruyff?
antwoord = de allerbeste voetballer ter wereld
ng = was [de allerbeste voetballer ter wereld]
e Wat schijnen legpuzzels van meer dan duizend stukjes?
antwoord = behoorlijk lastig
ng = schijnen [behoorlijk lastig]
f Wat leek de trainer?
antwoord = helemaal niet zo streng
ng = leek [helemaal niet zo streng]

Slide 31 - Slide

This item has no instructions