30 jan. herhalen WW-spelling 7.9 en 7.10 en herh. grammatica ZD 5.3 en 5.5

29 jan.: Herh. + oefenen WW-spelling 7.9 en 7.10 en Herh. Grammatica ZD 5.5 WG of NG
Havo 2 periode 3 
week 20 2e les (23 januari)
1e les deze week: startersbijeenkomst


1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

29 jan.: Herh. + oefenen WW-spelling 7.9 en 7.10 en Herh. Grammatica ZD 5.5 WG of NG
Havo 2 periode 3 
week 20 2e les (23 januari)
1e les deze week: startersbijeenkomst


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welkom H2a
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Welkom H2b 
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Planning
Lezen >> 10 min. 
Startopdracht
Bespreken huiswerk
Oefentoetsww-spelling 
~pauze~
herhalen en oefenen 
5.3 Naamwoordelijk gezegde 
Afsluiting


timer
10:00

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht
Bepaal het WG of NG van de zinnen.

timer
5:00

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Vervoegen Nederlandse werkwoorden
ik/...jij?        STAM

de ander   STAM + t

meer          HELE WW
pv in de t.t. 
pv in de v.t.  
ik / ander   STAM + te
                                 + de
meer            STAM + ten
                                  + den
----------------------------------
volt.dw. 't ex-fokschaa
en 
Engelse 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Inoefenen
We maken met elkaar een start met de oefentoets ww-spelling



timer
5:00

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Aan het werk
Maak zelfstandig de oefentoets af. 

Daarna bespreken we de oefentoets. 
timer
15:00

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

timer
5:00

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

5 Grammatica: WS/ZD
Woordsoorten {
}Zinsdelen
Z
W
a
B
B
e
L
S
+
H
D
V

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Naamwoordelijk gezegde =
werkwoordelijk deel 
=  alle ww (dus kww + hww) 
+ naamwoordelijk deel = wat + ww? 
Notatie NG: 
pv [nwd] overige ww
bsa: zie notities

Slide 11 - Slide

voorbeeldzinnen: 
Hij wordt bakker. 

Hij wil bakker worden. 

Ria blijkt mijn buurvrouw. 

Deze toets scheen erg belangrijk.

Ondanks zijn bekendheid is Bas gewoon gebleven. 



 
Inoefenen
Opdracht 3 blz. 211 met elkaar. 
Noteer in je schrift: 



timer
5:00
Notatie NG: 
pv [nwd] overige ww

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Aan het werk
Maak opdracht 3 van blz. 211 af en maak opdracht 5 in je schrift. 


timer
10:00
Notatie NG: 
pv [nwd] overige ww

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting
Check de doelen bij jezelf: 
  1. Ik kan de pv op de juiste manier spellen en het ww-schema gebruiken. 
  2. Ik weet de grammatica zinsdelen uit leerjaar 1 te benoemen. 
  3. Je weet of een zin een WG of een NG heeft. 
  4. Je kan het NG benoemen en noteren. 
timer
5:00

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Volgende les 4 februari: 
SO 7.9 Nederlandse en 7.10 Engelse ww vervoegen
 Huiswerk: 
4 februari: SO
Leer het voor het SO het ww-schema. Leer de vervoegingen uit je hoofd. Oefen bijv. online of in je boek met 7.10 Engelse werkwoorden (zie ook je aantekeningen). 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk check✓
Online 7.10 Engelse ww opdracht 1 en 2 af ? 

Boek 5.3 blz. 210 en 211 opdracht 1 
1 a Merel is in het weekend weleens dj op bruiloftsfeesten.
b In het Lingebos vind je veel bijzondere paddenstoelen.
c Tijdens de laatste voetbalwedstrijd heeft niemand een doelpunt gescoord.
d Bryant zal altijd de beste vriend van Wouter blijven.
2 a zijn
b doen
c doen
d zijn

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk check✓
Boek 5.3 blz. 211 opdracht 2

1 a pv = was
ow = Mijn zelfgebakken roombotercake
b pv = Blijf/blijf
ow = jij
c pv = wil
ow = Jort
d pv = was
ow = Johan Cruyff



e pv = schijnen
ow = Legpuzzels van meer dan duizend stukjes
f pv = leek
ow = De trainer

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk check✓
2 a Wat was mijn zelfgebakken cake geworden?
antwoord = een mislukking
ng = was [een mislukking] geworden
b Wat blijf jij?
antwoord = geduldig
ng = Blijf [geduldig]
c Wat wil Jort worden?
antwoord = verpleger
ng = wil [verpleger] worden
d Wat was Johan Cruyff?
antwoord = de allerbeste voetballer ter wereld
ng = was [de allerbeste voetballer ter wereld]
e Wat schijnen legpuzzels van meer dan duizend stukjes?
antwoord = behoorlijk lastig
ng = schijnen [behoorlijk lastig]
f Wat leek de trainer?
antwoord = helemaal niet zo streng
ng = leek [helemaal niet zo streng]

Slide 18 - Slide

This item has no instructions