Signaalwoorden

Signaalwoorden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Signaalwoorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Doelen

  • Ik weet wat een tekstverband is.
  • Ik weet wat een signaalwoord is.
  • Ik kan signaalwoorden vinden in een tekst.
  • Ik kan bij een signaalwoord aangeven welk soort verband er in de tekst staat.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Verbanden
  • In een tekst staan zinnen die iets met elkaar te maken hebben.
Er zijn verbanden tussen de zinnen.

  • Woorden waaraan je kunt zien dat er een verband is en wat voor soort verband, noem je signaalwoorden.

Slide 3 - Slide

Signaalwoorden worden ook wel verbindingswoorden genoemd
Groepen signaalwoorden
soort verband
Voorbeeld
Opsomming
Tegenstelling
Reden/ oorzaak
middel- doel
conclusie

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoord: voorbeeld
Woorden: voorbeeld, bijvoorbeeld, onder andere, zo, zoals.

  • Op school leer je allerlei praktijkvakken, bijvoorbeeld koken, bakken en serveren.
  • De kok is zeer gastvriendelijk, zoals altijd.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoord: opsomming
Woorden: en, of, ook, ten eerste/ten tweede/ten derde, daarna, verder, later, bovendien, daarnaast.

  • We gaan op kamp! Dit moet je meenemen: een slaapzak, warme kleren en een zaklamp. Bovendien moet je geld meenemen.
  • We gaan in de ochtend boodschappen doen en daarna lekker met de groep koken!

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoord: tegenstelling
Woorden: maar, toch, echter, in tegenstelling tot, het tegenovergestelde.

  • Het regende best hard, maar we hebben lekker gewandeld.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat is het signaalwoord?
Koks hebben een goed gewicht, maar kunnen dik worden door stres.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Wat is het signaalwoord?
De koekjes mislukten, echter bleef ik optimistisch.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Signaalwoord: reden/oorzaak
Woorden: omdat, doordat, door, want, daarom, hierdoor, daardoor, namelijk, zodat.

  • Er is geen gist aan het brooddeeg toegevoegd. Daardoor is het deeg niet gerezen
  • Fay heeft geen school vandaag, omdat ze ziek is.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoord: middel-doel
Woorden: door (te), om (te), zodat, daarmee, door middel van, waarmee, met behulp van, op die manier.

  • Dit zijn de gitaren waarmee we muziek maken.
  • Door middel van praten, proberen we de ruzie op te lossen.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoord: conclusie
Woorden: dus, vandaar, om die reden, kortom, vandaar, dan ook, dat betekent, concluderend.

  • Het is al laat, dus moet Ahmed naar bed.
  • Ahmed is laat gaan slapen, vandaar dat hij later in de les was.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Tijd om samen te oefenen!

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Benoem het signaalwoord:
In de wereld zijn zeven werelddelen, onder andere Noord-Amerika, Afrika en Antarctica.
A
in
B
onder andere
C
onder
D
zeven

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor een soort signaalwoord is 'onder andere'?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
oorzaak
D
opsomming

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Benoem het signaalwoord:
Ik ben goed in rekenen, toch heb ik een onvoldoende gehaald voor mijn rekentoets.
A
in
B
toch
C
goed
D
voor

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Benoem het signaalwoord:
Mijn broertje vindt dat boek erg leuk, maar mijn neefje vindt dat boek erg saai. Kortom, de meningen over het boek zijn nogal verdeeld.
A
erg
B
maar
C
kortom
D
nogal

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions