1. Kijk naar het hele werkwoord en haal -en weg en maak de ik-vorm.
--> stoppen --> -en: stopp --> ik-vorm: stop
2. Kijk naar de laatste letter.
Laatste letter een s, f, t, k, ch of p? (ezelsbruggetje: 't kofschip)
JA: voltooid deelwoord krijgt een t
NEE: voltooid deelwoord krijgt een d
3. Zet ge- voor de ik-vorm en zet een t of d aan het einde.
Slide 5 - Slide
SOFTKETCHUP
Let op!! Staat er al een t of d in de ik-vorm? Dan komt er geen extra t of d in het voltooid deelwoord: sporten --> ik-vorm: sport --> heb gesportt x fout! --> heb gesport goed
Let ook op bij werkwoorden met een v of z!
Voorbeeld: verven / verhuizen.
Bij deze werkwoorden: alleen -en eraf --> geen ik-vorm!
Slide 6 - Slide
Verleden tijd
''Praten over vroeger''
Op welke manieren kun je laten zien dat je over ''vroeger'' praat?
Voltooide of verleden tijd
Hoe maak je de voltooide tijd?
Slide 7 - Slide
Verleden tijd
Hoe maak je de verleden tijd (regelmatig)
Stap 1: werkwoord -en --> bijv. bouwen --> bouw
Stap 2: Je kijkt naar de laatste letter van de stam
Je gebruikt SOFTKETCHUP --> zit de laatste letter erin?
JA: stam +te(n)
NEE: stam + de(n)
Let op bij werkwoorden met z/v
Slide 8 - Slide
Verleden tijd
ik
werkte
ik
belde
jij
werkte
jij
belde
u
werkte
u
belde
hij/zij/het
werkte
hij/zij/het
belde
jullie
werkten
jullie
belden
wij
werkten
wij
belden
zij
werkten
zij
belden
Slide 9 - Slide
Uitdrukkingen
Bekijk het ''rode blokje'' op blz. 31
Sommige uitdrukkingen hebben een vaste combinatie
Bijvoorbeeld:
om te + hele werkwoord
voorzetsel + zelfstandig naamwoord
voorzetsel + hele werkwoord
Slide 10 - Slide
Uitdrukkingen
Met sommige uitdrukkingen kun je aangeven wat je van iets vindt.
Voorbeelden?
Ik ben gek op....
Ik vind het niet leuk om....
Ik houd ervan om...
Ik heb een hekel aan....
Slide 11 - Slide
Uitdrukkingen
Beantwoord de onderstaande vragen. Kies de juiste voorzetselcombinatie:
- Ik ben gek......
- Ik heb een hekel....
- Ik vind het leuk.....
- Ik hou ......
- Ik doe graag ......
- Ik vind het niet leuk ......
Slide 12 - Slide
Om...te
Les 3.9 A tot zin
Slide 13 - Slide
Aan het
Bekijk het ''rode blokje'' op blz. 32
Hoe gebruik je ''aan het''?
Voorbeeldzin: De mensen zijn aan het wachten op de bus.
Het eerste werkwoord is een vorm van zijn.
De rest van de zin staat tussen het eerste werkwoord en aan het.
Het hele werkwoord staat aan het einde van de zin.
Slide 14 - Slide
Aan het
Les 3.10 A tot zin
Slide 15 - Slide
Oefening
Bekijk de foto's
Wat doet de persoon/doen de personen op de foto?
Maak een zin
Gebruik de aan het-constructie
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Blauwe woorden
Slide 27 - Slide
Blauwe woorden
Woordbingo
Schrijf 9 blauwe woorden op. Kies uit woorden van blz. 27, blz. 35 + 36