(dit kan tijdens of na het lezen worden opgeschreven)
- Omschrijf een personage (type/karakter) vanuit het gelezen fragment
- Geef aan of het realistisch of een niet realistisch fragment is. (leg ook uit)
timer
10:00
Slide 13 - Slide
Omschrijf je personage.
Slide 14 - Open question
Leg hier uit of het een realistisch of niet-realistisch fragment is.
Slide 15 - Open question
Les 30 - Plot
Ook wel verhaallijn genoemd.
Waar de (fictie)tekst uitgebreid over gaat.
Hoe het verhaal in elkaar zit met alles wat er gebeurt; alle ontwikkelingen, veranderingen en hoe het afloopt.
Slide 16 - Slide
Plot spannend maken
Wisselen in verhaallijnen van verschillende personages.
De verhaallijn afkappen. Op het moment dat de spanning het hoogst is, stopt het verhaal. Dat noemen we een cliffhanger.
Ontknoping zo lang mogelijk uitstellen.
Je op het verkeerde spoor zetten. Je denkt te weten wie bijvoorbeeld de dader is, maar dan blijkt het toch iemand anders te zijn. Dit noemen we een plotwending of plottwist.
Slide 17 - Slide
Een detective of politieserie begint vaak met de misdaad. Je weet al wat er is gebeurd, alleen nog niet hoe. Hoe noemen we deze techniek?
A
wisselen in verhaallijn
B
cliffhanger
C
uitstellen van de ontknoping
D
plottwist
Slide 18 - Quiz
Bij welke techniek zet de schrijver je op het verkeerde been?
A
wisselen in verhaallijn
B
cliffhanger
C
uitstellen van de ontknoping
D
plottwist
Slide 19 - Quiz
Lees fragment 1
In dit fragment zijn 2 plotwendingen aan te wijzen. Welke 2?
Je kan ze zo in de volgende dia benoemen.
Slide 20 - Slide
Welke twee plotwendingen heb je net gelezen?
Slide 21 - Mind map
Fragment 1 komt uit het eerste hoofdstuk van 'De Passievrucht'. In de rest van het boek probeert Armin erachter te komen wie de vader van zijn zoon is. Hoe noem je deze techniek?