5.1 Snelheid

Hoofdstuk 5 Bewegen

Paragraaf 1 Snelheid
Sloom
Sneller
Nog sneller
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 5 Bewegen

Paragraaf 1 Snelheid
Sloom
Sneller
Nog sneller

Slide 1 - Slide

Planning
1. Uitleg
2. Voorbeelden
3. Vragen
4. Conclusie

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
5.1.1 Je kunt uitleggen wat snelheid is.
5.1.2 Je kunt twee eenheden van snelheid benoemen.
5.1.3 Je kunt de snelheid in m/s en km/h naar elkaar omrekenen.

Slide 3 - Slide

Wat is snelheid precies?
509 km/h!
SSC Tuatara

Slide 4 - Slide

De eenheid van snelheid
afstand
  • symbool: s
  • meten in kilometer (km)

tijd
  • symbool: t
  • meten in uur (h)                                     

Slide 5 - Slide

De eenheid van snelheid
De eenheid voor snelheid is kilometer per uur. 
Je kunt dit afkorten als km/h.

De betekenis van de afkorting is:
km = kilometer
/ = per
h = uur (in het Engels hour, vandaar de h)

Slide 6 - Slide

De eenheid van snelheid
afstand
  • symbool: s
  • meten in meter (m)

tijd
  • symbool: t
  • meten in seconden (s)                                     

Slide 7 - Slide

De eenheid van snelheid
Meter per seconde is ook een eenheid van snelheid.
Meter per seconde kort je af als m/s.

De betekenis van de afkorting is:
m = meter
/ = per
s = seconde

Slide 8 - Slide

Snelheid omrekenen

Slide 9 - Slide

Voorbeeld 1
Een sprinter rent met 10 m/s.
Hoe groot is zijn snelheid in km/h?

  • 10 m/s = 10 × 3,6 = 36 km/h
  • De sprinter rent met een snelheid van 36 km/h.


Slide 10 - Slide

Voorbeeld 2
Een auto rijdt 90 km/h.
Hoe groot is zijn snelheid in m/s?

  • 90 km/h = 90 : 3,6 = 25 m/s
  • De auto rijdt 25 m/s.


Slide 11 - Slide

Een auto rijdt over de autoweg. Op een bepaald moment is de snelheid 100 kilometer per uur. Als de auto steeds deze snelheid aanhoudt, dan legt hij in een uur 90 kilometer af.

Is deze bewering waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Jonna rijdt op haar fiets. Ze fietst 18 kilometer per uur. Als ze steeds steeds deze snelheid aanhoudt, dan legt zij in een uur 18 kilometer af.
Is deze bewering waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

In het verkeer gebruik je voor de snelheid vaak de eenheid kilometer per uur.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

De snelheid in meter per seconde kort je af als m/s.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Reken de snelheid van 30 m/s om naar de snelheid in km/h.
Rond af op een geheel getal.

Slide 16 - Open question

Onthoud
Snelheid is de afstand die je aflegt in een bepaalde tijd.

De eenheid van snelheid is kilometer per uur.
Kilometer per uur kort je af als km/h.
Meter per seconde is ook een eenheid van snelheid.
Meter per seconde kort je af als m/s.
Bij omrekenen van m/s naar km/h moet je vermenigvuldigen met 3,6.
Bij omrekenen van km/h naar m/s moet je delen door 3,6.


Slide 17 - Slide