- I know the rules of the English class
(ik ken de regels van de Engels klas)
- I know what is in the year planner
(ik begrijp de jaarplanner en welke toetsen ik ga maken)
- I can introduce myself in English
(ik kan mijzelf voorstellen)
- I know how my workbook works
(ik weet hoe mijn werkboek werkt)