Lessonup rekenen 04-10-2023

1 / 23
next
Slide 1: Slide
Sport en coachingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je geeft aan welke 5 rekendomeinen er zijn
  • Je benoemt de verschillende onderdelen van het       stappenplan rekenen
  • Je past de verschillende onderdelen van het stappenplan   toe 
        

                       

Slide 2 - Slide

Rekendomeinen
  • Grootheden en eenheden
  • Procenten gebruiken
  • Verhoudingen herkennen en gebruiken
  • Oriëntatie in de 2- en 3D wereld
  • Omgaan met kwantitatieve informatie

Slide 3 - Slide

STAPPENPLAN
Bij het oplossen van rekenopdrachten kun je een stappenplan gebruiken:

  1. Analyse van de opdracht
  2. Aanpak bepalen en berekening maken
  3. Antwoord vaststellen
  4. Controle van het antwoord





Slide 4 - Slide

Stap 1: analyse van de opdracht

  1. Lees eerst de opdracht goed door en zorg dat je begrijpt wat er gevraagd wordt.

  2. Als er bij de opdracht een afbeelding is, kijk dan goed welke informatie in de afbeelding staat.

  3. Bepaal welke gegevens uit de opdracht je nodig hebt om de vraag te berekenen en schrijf deze op.




Slide 5 - Slide

Stap 2: aanpak bepalen en berekening maken
  1. Bedenk welke aanpak je gaat volgen.
  2. Op welke manier ga je de opdracht oplossen?
  3. Wat moet je eerst uitrekenen en wat daarna?
  4. Schrijf de berekeningen op en voer de berekeningen uit.
  5. Reken het antwoord indien nodig om naar de juiste eenheid.
  6. Rond het antwoord indien nodig af.






Slide 6 - Slide

Stap 3: antwoord vaststellen
Als je alle stappen in de berekening hebt uitgevoerd, noteer je het antwoord.


Slide 7 - Slide

Stap 4: controle van het antwoord
  1. Controleer of het antwoord past bij wat er in de opdracht gevraagd wordt.
  2. Controleer of de eenheid klopt bij wat er in de opdracht gevraagd wordt.
  3. Controleer of je het antwoord op een juiste manier afgerond hebt. Soms staat bij de opdracht op hoeveel decimalen je het antwoord moet afronden. Geld rond je altijd af op twee decimalen, tenzij in de opdracht staat dat het op hele euro’s afgerond moet worden.
  4. Je kunt je antwoord soms ook controleren door het antwoord te schatten of nog een keer terug te rekenen.





Slide 8 - Slide

Vragen

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Stap 1: analyse van de opdracht

Bij deze opdracht wordt gevraagd om de korting te berekenen. De berekening die gevraagd wordt is 5% van € 285,- = € …

Slide 12 - Slide

Stap 2: aanpak bepalen en berekening maken
Je kunt deze opdracht op verschillende manieren berekenen. Kies de manier die jij het makkelijkste vindt.

Manier A:
Eerst 1% berekenen: 1% van € 285,- = € 285,- : 100 = € 2,85
Dan 5% berekenen: 5% van € 285,- = 5 × € 2,85 = € 14,25

Slide 13 - Slide

Stap 2: aanpak bepalen en berekening maken
Manier B: met een verhoudingstabel.
Teken een verhoudingstabel en vul de gegevens in die je al weet.
Reken daarna het gevraagde antwoord uit.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Stap 3: antwoord vaststellen
In deze opdracht gaat het om geld, dus het antwoord moet worden afgerond op twee decimalen.



Je kunt het antwoord nog controleren door weer terug te rekenen naar 100%.
5% = € 14,25
1% van € 14,25 = € 14,25 : 5 = € 2,85
100% is dan € 2,85 × 100 = € 285,-
Dus je antwoord klopt!

Slide 16 - Slide

200 waxinelichtjes kosten €8,00. Wat kosten 63 waxinelichtjes?

Slide 17 - Open question

Nicolette koopt 10 zakken van deze potgrond. Hoeveel kost deze potgrond per liter? Rond af op hele centen.
A
0,05
B
0,06
C
0,07
D
0,08

Slide 18 - Quiz

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 19 - Open question

Leerdoelen
  • Je geeft aan welke 5 rekendomeinen er zijn
  • Je benoemt de verschillende onderdelen van het       stappenplan rekenen
  • Je past de verschillende onderdelen van het stappenplan   toe 
        

                       

Slide 20 - Slide

En............ hoe was jullie 1e rekenles op het JCC?

Slide 21 - Mind map

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide