Les Etymologie en Ironie

Welkom klas 3B
 Etymologie, Ironie en woordgrap
Ga zitten volgens de plattegrond. 
Lees tekst 1 op blz. 92- 93
Straks: Uitleggen dikgedrukte begrippen uit de tekst
timer
5:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom klas 3B
 Etymologie, Ironie en woordgrap
Ga zitten volgens de plattegrond. 
Lees tekst 1 op blz. 92- 93
Straks: Uitleggen dikgedrukte begrippen uit de tekst
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

  • Je weet wat etymologie is
  • Je leert ironie herkennen. 
  • Je kan woordgrapjes herkennen in geschreven en gesproken taal.

  • Jouw fictiedossier is af en ingeleverd (deadline woensdag 15 januari in BAK!
Lesdoelen

Slide 3 - Slide

Planning vandaag
  • Uitleg over begrippen Taal
  • Opdrachten uit het boek over etymologie en ironie
  • Verder werken aan het fictiedossier

Waarom etymologie en ironie?
(klassikale vraag)

Slide 4 - Slide

Uitleg Begrippen
Etymologie: herkomst en geschiedenis van een woord.
Germaans: de taal die werd gesproken door volkeren en stammen die woonden in Scandinavië. 
Latijn: de taal die vroeger door de Romeinen gesproken werd en die in de middeleeuwen in Europa de schrijftaal was.

Veel Europese talen kennen hun oorsprong in Latijn

Slide 5 - Slide

Woorden in verschillende talen die op elkaar lijken

Hoe kan dat?

Veel Europese talen kennen hun oorsprong in het Latijn. Latijnse woord voor huiskat is bijvoorbeeld: cattus.

Kat --> Duits; katze, Engels;cat, Pools; kot, Frans; chat

Slide 6 - Slide

Leenwoorden
Woorden die we overnemen (hebben geleend) vanuit een andere taal. 

Denk aan: 
Bureau --> Frans
Schnitzel --> Duits
Make-up --> Engels

Slide 7 - Slide

Zelf aan de slag
Maak nu opdracht 1 en 2 op blz. 92.

We maken na het bekijken van een filmpje opdracht 2.


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Ironie
Vorm van spot, waarbij je het tegenovergestelde zegt van wat je bedoelt. 

Letterlijk:  'Je hebt een vier gehaald, dat is wel erg slecht.'
Ironisch: 'Je hebt een vier gehaald, dat is een bijzondere prestatie.'

Slide 10 - Slide

Wat?
 Opdracht 1,2, 3 & 5 (blz. 94-95)
Hoe?
Je mag zachtjes overleggen. Lukt dit niet dan werk je alleen en in stilte.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuten. Daarna gaan we afronden.
Klaar?
Ga verder met de boekopdrachten of
lezen in jouw leesboek.
Geen leesboek? Vraag de docent
om een kort verhaal!
Opdrachten maken
timer
10:00

Slide 11 - Slide

Maak er een ironische zin van.
'Ik vind dat je te lang hebt gewacht met terugbetalen.'

Slide 12 - Open question

Maak er een ironische zin van.
'Je bent wel erg stil tijdens de les, laat wat meer van je horen.'

Slide 13 - Open question

Maak er een ironische zin van.
'De broodjes in de kantine zijn echt niet lekker.'

Slide 14 - Open question