De aventura en Perú cap 4

Capítulo 4

Gramática:
- werkwoorden ser + tener + estar
- werkwoorden met klinkerwisseling van e naar i
- estar + gerundio (iets aan het doen zijn, in Engels -ing)
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Capítulo 4

Gramática:
- werkwoorden ser + tener + estar
- werkwoorden met klinkerwisseling van e naar i
- estar + gerundio (iets aan het doen zijn, in Engels -ing)

Slide 1 - Slide


De aventura en Perú 
1. Ver Powerpoint
2. Lezen orientación
3. Ejercicio 1a+b werkboek
4. Werkwoorden Ser + Tener
5. Bron A luisteren
6. Ejercicio 3+4 werkboek
7. Bron B luisteren 5+ 6

Slide 2 - Slide

De aventura en Perú
1. Lee orientación : 
(Libro de textos  )

2. Haz: ejercicios  1a+b en 2a+b 
(Libro de Ejercicios  página 6 + 7)
ver las respuestas


timer
10:00

Slide 3 - Slide

Escribe: ¿Qué sabes de Perú

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Las Fiestas Patrias en Perú
1. Lee el diálogo Fuente (bron) A
(Libro de textos )
2. Haz: ejercicios  3 + 4 
(Libro de Ejercicios en la página 7 + 8)
ver las respuestas (juntos)

timer
25:00

Slide 7 - Slide

Fuente B +C
Hacer ejercicios 5 hasta 11 
Deberes: Presentación del PO
timer
20:00

Slide 8 - Slide

¿Qué te ha sucedido?
A
Se ha roto la pierna
B
Me he roto la pierna
C
Le ha roto la pierna
D
Se han roto la pierna

Slide 9 - Quiz

 Mindmap
timer
10:00
Ropa

Slide 10 - Slide

 Mindmap
timer
10:00
la familia

Slide 11 - Slide

Opdracht 1: Zet de letters op volgorde en schrijf het juiste woord.
timer
5:00

Slide 12 - Slide

Opdracht 3: Luisteroefening 

Slide 13 - Slide

Gustar/ Doler/ Encantar/ Interesar
DOLER
ENCANTAR
INTERESAR
a mí
me
DUELE(N)
ENCANTA(N)
INTERESA(N)
a tí
te
DUELE(N)
ENCANTA(N)
INTERESA(N)
a él,ella ud.
le
DUELE(N)
ENCANTA(N)
INTERESA(N)
a nosostros
nos
DUELE(N)
ENCANTA(N)
INTERESA(N)
a vosostros
os
DUELE(N)
ENCANTA(N)
INTERESA(N)
a ellos, ellas
les
DUELE(N)
ENCANTA(N)
INTERESA(N)

Slide 14 - Slide

Sleep de juiste tekstdelen bij elkaar :
A mí tampoco me gusta...
¿A ti te gusta....
A nosotros no nos gustan....
A María no le gusta
...las patatas fritas
leer libros? 
la música electrónica
la lluvia.

Slide 15 - Drag question

Vul de juiste vorm in van 'gustar':

(a ti).............el deporte.
A
te gustas
B
te gusta
C
te gustan
D
te gusto

Slide 16 - Quiz

We vinden jouw jurk leuk
A
Os gustan tu vestido
B
Os gustais tu vestido
C
Nos gustan tus vestidos
D
Nos gusta tu vestido

Slide 17 - Quiz

Sleep de juiste tekstdelen bij elkaar :
A mí tampoco me gusta...
¿A ti te gusta....
A nosotros no nos gustan....
A María no le gusta
...las patatas fritas
leer libros? 
la música electrónica
la lluvia.

Slide 18 - Drag question

Weet jij de betekenis van deze Spaanse regelmatige werkwoorden? 
Zet de juiste bij elkaar.
comer
bailar
hablar
vivir
cantar
ir
vender
escuchar
escribir
compartir
beber
tocar
schrijven
gaan
dansen
drinken
praten
leven, wonen
luisteren
eten
instrument bespelen, aanraken
delen
zingen
verkopen

Slide 19 - Drag question

GERUNDIO
PRESENTE PERFECTO
ESTAR
HABER
Net gebeurd
op dit moment
-IDO
-ANDO
-ADO
-IENDO
LEYENDO
VUELTO

Slide 20 - Drag question

Going to + infinitive
Voy a estudiar matemáticas
Ella va a comer con sus amigas

Slide 21 - Slide

Tips to describe the persons
Ella es alta y guapa
Ella es inteligente
Tiene el pelo castaño
Ella tiene ojos marrones
¿Cómo es tu ella?
How is your she?

Slide 22 - Slide

Escribir el texto de tu pitch

Nieuw HLZ blad
En holandés o directamente en español

Volgende week woensdag in de les:
tekst pitch in het Spaans af

Slide 23 - Slide

Tu pitch - contenido
1. Pakkende openingszin
2. Waar gaat de serie over en wat is het genre?
3. Waar en wanneer speelt de serie zich af?
4. Welke acteurs/personages maakten een onuitwisbare indruk op je? Waardoor / waarom / waarmee?
5. Waarom beveel je deze serie aan aan je publiek. Waarom is de serie zo bijzonder.
6. Eindig met een vraag.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Onderwerp + werkwoord + meer informatie
es - roja - silla - la

Slide 26 - Open question

Onderwerp + werkwoord + meer informatie
hermano - de - eres - Pedro - Tú - el

Slide 27 - Open question