This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 11 videos.
Lesson duration is: 300 min
Items in this lesson
H3 - Formules en grafieken
Slide 1 - Slide
3.1 - Lineair of niet
Slide 2 - Slide
Lineaire grafiek tekenen
Slide 3 - Slide
Lineaire grafiek tekenen
Slide 4 - Slide
Horizontale lijn
y = 4
Dalende lijn
Stijgende lijn
Verticale lijn: x= 3
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Vloeiende
kromme
Belangrijk bij het tekenen:
vloeiende lijn is belangrijker dan precieze punten
zonder liniaal tekenen
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
3.2 - Lineaire grafiek bij een formule
Als je een bijbaan hebt, dan verdien je meer wanneer je meer gewerkt hebt.
Hierbij zeggen de inkomsten en tijd iets over elkaar, ofwel:
tussen de variabelen inkomsten en tijd bestaat een verband.
bv. Woordformule: Inkomsten in € = 3 + 5 X tijd in uren
De variabelen kun je afkorten tot een letterformule ontstaat.
Letterformule: I = 3 + 5t
Er moet bij staan wat de letters (variabelen) betekenen en de eenheid is:
I = inkomsten in €
t = tijd in uren
Slide 10 - Slide
I = 3 + 5t
I = inkomsten in €
t = tijd in uren
I = 3 + 5t
3 = begingetal - je krijgt €3,00 voor alleen het komen....
5 = hellingsgetal (of stijggetal of richtingscoëfficient) - elk
uur dat je werkt komt er €5,00 bij
De stijging gaat elk uur even hard, dus stijgt het in een rechte lijn. Het is dus een lineaire formule, ofwel een lineair verband. Hierbij kun je een lineaire grafiek tekenen.
Slide 11 - Slide
Even kort:
Slide 12 - Slide
Nog een kenmerk van een lineair verband
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Lineaire grafiek bij formule
Als er een grafiek getekend is, dan is het:
Maximum: het hoogste punt van de grafiek (dus van de lijn, niet van het assenstelsel).
Minimum: het laagste punt van de grafiek (dus van de lijn, niet van het assenstelsel).
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Video
3.3 - Regelmaat in tabellen
richtingscoefficient (rc) = hellingsgetal
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Einde 3.3
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
A
regelmatige afname
B
regelmatige toename
C
geen regelmaat
Slide 23 - Quiz
In welke tabellen vind je regelmaat?
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Video
3.4 - Formule bij een tabel maken
Kijk welke variabelen er in de tabel staan.
Onderste variabel in tabel = y-variabel en staat links van het = teken,
Bovenste variabel in tabel = x-variabel en staat aan de linkerkant van het = teken.
De richtingscoëfficiënt vind je door naar de regelmaat te kijken.
Het begingetal vind je door onder de 0 te kijken in de tabel.
Vergeet niet bij een letterformule de variabelen te verklaren
Slide 26 - Slide
kosten in €
10
a
3
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Video
3.3/3.4: Regelmaat in tabellen en formules maken
Rood hoef je niet op te schrijven. Blauw wel allemaal.
Slide 29 - Slide
Terugblik 3.3 / 3.4: regelmaat en r.c.
Zit er regelmaat in de tabel hiernaast?
Om dit beter te kunnen zien, gebruiken we de deling: Toename onder : toename boven
Elke keer hetzelfde antwoord?
Ja, uitkomst is de r.c. (richtingscoëfficiënt) En spreken we van een lineair verband.
We maken de formule: variabele onder in de tabel = begingetal + r.c. x variabele boven in de tabel