Rangtelwoorden

Rangtelwoorden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Rangtelwoorden

Slide 1 - Slide

Ordinals
(rangtelwoorden)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

 Wat zijn rangtelwoorden?

Rangtelwoorden (ordinal numbers) gebruik je om een volgorde aan te geven.


Slide 4 - Slide

Rangtelnummers (ordinal numbers)

Slide 5 - Slide

Een rangtelwoord maak je (bijna !) altijd door er   
-th achter te zetten.
Voorbeeld:

Four  -  Fourth 
Five  -  Fifth 
Six  -   Sixth
 Seven  -  Seventh 

Slide 6 - Slide

Uitzonderingen:
First - Second - Third (en twenty-first, thirty-second, etc.).
five - fifth 
eight - eighth
nine - ninth
twelve - twelfth
twenty - twentieth
(thirty - thirtieth, forty -  fortieth enz..)

Slide 7 - Slide

When is it the turn of the man with the hat?
A
first
B
second
C
third
D
fourth

Slide 8 - Quiz

When is it the turn of the lady with the black bag?
A
first
B
second
C
third
D
fourth

Slide 9 - Quiz

When is it the turn of the man with the red book?
A
second
B
third
C
fourth
D
fifth

Slide 10 - Quiz

When is the turn of the girl with the pink shirt?
A
second
B
third
C
seventh
D
fifth

Slide 11 - Quiz

Schrijft het rangtelwoord voluit:
eerste

Slide 12 - Open question

Schrijf het rangtelwoord voluit:
derde

Slide 13 - Open question

Schrijf het rangtelwoord voluit:
vijftiende

Slide 14 - Open question

Schrijf het rangtelwoord voluit:
tiende

Slide 15 - Open question

Schrijf het rangtelwoord voluit:
21ste

Slide 16 - Open question

Schrijf het rangtelwoord voluit:
achtste

Slide 17 - Open question