Les 13- ropa colores estampados y tienda de ropa

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Clase de español - V3

La clase anterior

¿Qué son estampados?

¿Qué son materiales?

¿Qué lleva puesto tu compañero de clase?

Al final de la clase . . 

. . sabes cómo puedes mejorar tu pronunciación

. . . sabes describir tu ropa con los colores, estampados y materiales

. . . sabes comprar ropa en una tienda

Wie wordt er in dit fragment NIET beschreven? 

                               A                B                C

¿A quién no se menciona? - 1

Instrucción

Schrijf in je schrift 1 + A, B of C

Wie wordt er in dit fragment NIET beschreven? 

                               A                B                C

Instrucción

Schrijf in je schrift 3 + A, B of C

¿A quién no se menciona? - 3

Vul aan met de juiste vorm van de kleuren: los pantalones .... (zwart)

El vestido ..... (geel)

el cinturón ... (oranje)

las botas ... (blauw)

Materiales 

Wat valt je op bij bijna alle stoffen?

Estampados

Wat valt je op bij bijna alle printjes?

¿Qué llevan? Schrijf drie zinnen (met llevar) wat de personen dragen op de foto (ook prints en materiaal)

Schrijf de zinnen in je schrift.

Voer de zinnen daarna in op de volgende slide in lessonup

Zelfstandig

¿Qué llevan las personas?

¿Qué verbo usamos para dragen van kleding? Vervoeg het ook!

Practicar tu pronunciación

Je kijkt en luistert naar een liedje

Je zingt mee!!!

Quiero mejorar mi pronunciación

Mejorar tu pronunciación

Wist je dat het meezingen met Spaanse liedjes heel goed is voor je uitspraak?

😒🙁😐🙂😃

Al final de la clase 

. . sabes cómo puedes mejorar tu pronunciación

. . . sabes describir tu ropa con los colores, estampados y materiales

. . . sabes comprar ropa en una tienda

Un poco de gramática

Leg uit wat er gebeurt met de Spaanse lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden en geef een voorbeeld

Concordancia

Lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden en de meeste kleuren richten zich in getal en geslacht naar het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.

UNA CAMISETA AMARILLA

Un poco de gramática

Reader p. 11

Un poco de gramática

Reader p. 11

Vul aan met de juiste vorm van de kleuren: la falda .... (wit)

Vul aan met de juiste vorm van de kleuren: los pantalones . . . (groen)

Vul aan met de juiste vorm van de kleuren: unos calcetines . . . . (blauw)

Me gusta mi jersey . . . . (paars)

Tengo un abrigo . . . . (roze)

Me gusta mi jersey . . . . (paars)

Vul aan met de juiste vorm van de kleuren: las zapatillas . . . (oranje)

Wat is je opgevallen bij de kleuren:
oranje, roze en paars in het Spaans?

¿Qué llevan? Schrijf drie zinnen (met llevar) wat de personen dragen op de foto (ook prints en materiaal)

Schrijf de zinnen in je schrift.

Voer de zinnen daarna in op de volgende slide in lessonup

En dúos

A

B

C

E

D

Ejemplo

La chica izquierda de la foto A lleva un vestido ......

¿Qué llevan las personas en las fotos?

Al final de la clase 

. . sabes cómo puedes mejorar tu pronunciación

. . . sabes describir tu ropa con los colores, estampados y materiales

. . . sabes comprar ropa en una tienda

Un vídeo

Bekijk het volgende interactieve filmpje en beantwoord de vragen die tijdens het kijken worden gesteld.

00:07

¿Qué son "las rebajas"?

00:27

La camiseta de manga larga es . . .

1. de lunares
2. de rayas
3. de cuadros
4. de flores

00:48

La bufanda de este señor es

1. de cuadros
2. de rayas
3. de lunares
4. de flores

00:53

El bolso es . . .

1. amarillo
2. amarilla

02:11

Wanneer zeg je
1 - ¿Cuánto cuesta?
2 - ¿Cuánto cuestan?

02:16

¿Cuánto cuesta la camiseta negra?
Er zijn meer antwoorden goed

1. Cuesta siete euros con noventa y cinco céntimos
2. Cuesta nueve euros con noventa y cinco céntimos
3. 9,95 eur
4. 7,95

02:36

Welke werkwoorden gebruiken we om te zeggen hoeveel iets kost?

En la tienda de ropa

Reader p. 18

Wat is het verschil tussen de roze en de blauwe tekstblokjes?

Werk nu samen met de klasgenoot die naast je zit en beantwoord de vragen op de volgende slide in je schrift.

Ieder maakt zijn eigen aantekeningen.

En la tienda de ropa

1. Welke 2 vragen stelt de verkoper//verkoopster als je een kledingwinkel binnen komt?
2. Op welke drie manieren kan je vragen naar een zwarte hoodie
3. Op welke 2 manieren kan de verkoper vragen welke maat de klant heeft en welke kleur hij/zij wil?
4. Hoe geeft de klant daar antwoord op?
5. Als de klant wil passen, wat vraagt hij dan?

Escribe laspañol en tu cuaderno respuestas en es

Haz y manda una foto de tus apuntes

Trabajar en la tarea

Vamos a leer la instrucción

Reader p. 4/5

Escribir el guión (= script) de tu tarea

Ga met je groepje bij elkaar zitten.

Overleg en schrijf op hoe je de opdracht van de make over gaat aanpakken. Wat ga je in de poster zetten?

Verwerk hierin alles wat je tot nu toe geleerd hebt, dus ook een bezoek aan de kledingwinkel.

Hoja de la profe para escribir el guión

Haz y manda una foto del guión

Ik weet hoe ik mijn uitspraak kan oefenen

😒🙁😐🙂😃

Ik kan kleding beschrijven met kleuren, printjes en materialen

😒🙁😐🙂😃

Ik weet wat ik moet zeggen als ik een zwarte hoodie wil kopen.

😒🙁😐🙂😃

Ik heb vandaag goed meegedaan met de les.

😒🙁😐🙂😃

Ik vond deze les . . .

😒🙁😐🙂😃

Los deberes 

Aprender las expresiones de la página 18 (En la tienda de ropa)

Hacer el ejercicio 16 de la página 19

Hacer el ejercicio 17 de la página 17

Tiempo necesario para hacer los deberes: 

20 minutos aproximadamente