Economische globalisering

1 / 28
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is het best passend bij globalisering?
A
De groei van de totale wereldhandel
B
De verplaatsing van de wereldhandel
C
Steeds meer landen in de wereld die onderling gaan handelen
D
Dat alles meer globaal wordt in de wereld

Slide 2 - Quiz

Er zijn drie ontwikkelingen die verantwoordelijk zijn voor globaliseren. Welke hoort er NIET bij en is dus GEEN oorzaak van globalisering?
A
Steeds meer bedrijven ontwikkelingen zich als multinational
B
Landen openen hun grenzen voor internationale handel
C
De wereld krimpt door sneller transport en communicatie
D
Na de tweede wereldoorlog konden het oosten en het westen weer goed met elkaar omgaan.

Slide 3 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van globalisering?
A
Een Belg met meubels van Ikea
B
Een Chileen met een Nike-shirt
C
Een Nederlander op klompen
D
Een Amerikaan in een VW

Slide 4 - Quiz

Democratie
Dictatuur
Communisme
kapitalisme
vrijhandel
planeconomie

Slide 5 - Drag question

Kies de juiste woorden bij de gaten in de tekst.

Na 1990 kwamen er in India steeds meer....
In deze gebieden laten...
producten maken voor het buitenland.
Dit noemen we....
Voor India is dit goed voor de....
Daarnaast heeft India zelf ook een grote...
SEZ's
multinationals
globalisering
economie
afzetmarkt

Slide 6 - Drag question

Globalisering is een oorzaak van de groeiende welvaartskloof.
Zet de onderstaande woorden in de goede volgorde. Begin met globalisering. Schrijf alleen de cijfers op.
Als je de woorden in de goede volgorde zet, zie je de verklaring van de groeiende welvaartskloof in steekwoorden.

Globalisering
  2 globalisering
 


1 geen of weinig banen

3 meer welvaart in de steden

 4 meer werk in de steden
  5 komst multinationals
 6 groeiende welvaartskloof
 tussen platteland en stad

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

2 uitspraken
I Door globalisering neemt het goederenverkeer in de wereld af
II Door globalisering ontstaat er een internationale arbeidsverdeling
A
Uitspraak I is juist Uitspraak II is onjuist
B
Uitspraak I is onjuist Uitspraak II is juist
C
Uitspraak I is onjuist Uitspraak II is onjuist
D
Uitspraak I is juist Uitspraak II is juist

Slide 10 - Quiz

Wat verandert er door globalisering?
A
Absolute afstand
B
Relatieve afstand

Slide 11 - Quiz

Welke begrip hoort niet bij global shift
A
offshoring
B
lage lonen landen
C
secundaire sector
D
arbeidsextensief

Slide 12 - Quiz

De global shift maakt Vietnam.....
A
zwakker
B
sterker

Slide 13 - Quiz

Door globalisering neemt de regionale en sociale ongelijkheid toe in landen als India
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Wat is een gevolg van global shift?
A
De rol van de BRICS-landen in de wereldeconomie wordt kleiner.
B
Het kerngebied van de wereldeconomie verschuift van de Grote naar Atlantische Oceaan.
C
Mno's verplaatsen hun maakindustrie naar ontwikkelingslanden.
D
Er ontstaan meerder economische kerngebieden in de wereld

Slide 15 - Quiz

global shift


internationale arbeidsverdeling

mondiaal netwerk

productieketen

tijd-ruimtecompressie 
verschuiving van het economisch zwaartepunt
verdeling van de beroepsbevolking in de verschillende gebieden in de wereld
wordt gevormd door de triade
van grondstof tot eindproduct
relatieve afstanden nemen af

Slide 16 - Drag question

Bij internationale arbeidsverdeling draait het om...
A
offshoring van de productie naar lage lonen landen
B
dat iedereen dat werk doet waar hij goed in is
C
dat landen samen overleggen welke arbeid waar verricht wordt

Slide 17 - Quiz

In de NIEUWE internationale arbeidsverdeling...
A
komen migranten naar de welvarende landen om te werken
B
wordt ook hooggekwalificeerd werk verplaatst naar lagere lonenlanden
C
worden alle onderdelen uit de productieketen verplaatst

Slide 18 - Quiz

Welke rol speelt het centrum in de internationale arbeidsverdeling?
A
ze produceren grondstoffen
B
verwerken grondstoffen tot half- of eindproduct
C
ze doen onderzoek, ontwerp en verkoop
D
geen van deze 3 taken

Slide 19 - Quiz

De relatieve afstanden dalen door de nieuwe transporttechnologie. Welke begrip past hier het beste bij?
A
absolute afstand
B
globalisering
C
tijdruimtecompressie
D
relatieve afstand

Slide 20 - Quiz

Wat zijn de grootste voordelen van vervoer per container
A
Containerschepen hebben een hogere vaarsnelheid dan andere schepen
B
Wisselen van transportmiddel is veel gemakkelijker
C
Containervervoer is arbeidsintensief, dus schept veel werkgelegenheid
D
Bulkgoederen zoals steenkool en olie kunnen makkelijker vervoert worden

Slide 21 - Quiz

Nadelen van onze welvaart bij arme landen, het milieu of toekomstige generaties terecht laten komen
A
Vervuiling
B
Afwenteling
C
Ontbossing
D
Uitputting

Slide 22 - Quiz

Waarom zal een bedrijf aan reshoring doen (het tegenovergestelde van offshoring)
A
Door geopolitieke spanningen
B
Door verschillen in cultuur
C
Minder afhankelijk van (onvoorspelbare) overheden
D
Werkgelegenheid in eigen land creëren.

Slide 23 - Quiz

2 beweringen:
1. Offshoring is de productie verplaatsen van centrum naar periferie en semi-periferie
2. Reshoring is het verplaatsen van de productie van de semi-periferie naar de periferie
A
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
B
Bewering 2 is juist, 1 is onjuist
C
Beide beweringen zijn onjuist
D
Beide beweringen zijn juist

Slide 24 - Quiz

2 beweringen:
1. Culturele globalisering kan leiden tot homogenisering
2. Culturele globalisering kan leiden tot heterogenisering
A
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
B
Bewering 2 is juist, 1 is onjuist
C
Beide beweringen zijn onjuist
D
Beide beweringen zijn juist

Slide 25 - Quiz

Culturele globalisering heeft twee effecten: homogenisering en heterogenisering.

Om welk effect gaat het bij 'lingua franca'?
A
Homogenisering
B
Heterogenisering

Slide 26 - Quiz

De McKroket is een voorbeeld van
A
globalisering
B
amerikanisering
C
glokalisering
D
lokalisering

Slide 27 - Quiz

Geef het begrip:
Er vertrekken meer mensen dan dat er bij komen in een land.
A
Migratiesaldo
B
Migrantenstroom
C
Arbeidsmigratie
D
Vertrekoverschot

Slide 28 - Quiz