Thema 3 H2 Opdracht 14 t/m 16

Vak: Taalvaardigheid
Hoofdstuk: 3.2 
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Taalvaardigheid
Hoofdstuk: 3.2 
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van taalvaardigheid op tafel. Laat deze nog even dicht op tafel liggen.



Slide 2 - Slide

2. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- kun je het werkwoordelijk gezegde in een gegeven zin vinden. 



Slide 3 - Slide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie.
Je maakt zelfstandig opdracht 14 t/m 16 op blz. 225 t/m 227.
Angelo, Daan

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Lars

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
Jules, Philip

Slide 4 - Slide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 5 - Slide

Noteer het werkwoordelijk gezegde:
We moeten van de dierenverzorger onze handen wassen.

Slide 6 - Open question

Noteer het werkwoordelijk gezegde:
Elke drie weken moet ik de tuin sproeien.

Slide 7 - Open question

Noteer het werkwoordelijk gezegde:
In deze dierentuin leven geen ijsberen

Slide 8 - Open question

Wie maakt wat
Had je alle vragen goed, dan mag je zelfstandig aan het werk. Je maakt opdracht opdracht 14 t/m 16 op blz. 225 t/m 227.

De rest doet mee met de instructie

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.

  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.

  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp 
    ‘doet’ of ‘overkomt’.


Slide 11 - Slide

'Faye heeft goed geleerd voor de toets'
werkwoordelijk gezegde =
A
Faye
B
heeft geleerd
C
Faye heeft
D
heeft

Slide 12 - Quiz

'Daniël gaat vakantie vieren.'
werkwoordelijk gezegde =
A
gaat
B
Daniël
C
vieren
D
gaat vieren

Slide 13 - Quiz

'Rik gaat een website ontwerpen.'
werkwoordelijk gezegde =
A
ontwerpen
B
een website
C
gaat ontwerpen
D
Rik

Slide 14 - Quiz

Lotas maakt een mooi schilderij.

Werkwoordelijk gezegde =

Slide 15 - Open question

Lotas kan heel mooi schilderen.

Werkwoordelijk gezegde =

Slide 16 - Open question

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Lars, Daan jullie gaat zelfstandig opdracht 14 t/m 16 op blz. 225 t/m 227.

Wie heeft nog extra instructie nodig (intensief)? Jules, Philip of had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 16 a + b.

Slide 17 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig opdracht 14 t/m 16 op blz. 225 t/m 227.


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdracht na.
Daarna ga je naar studiemeter: starttaal online, via vervolg, thema 3, spelling & grammatica, werkwoordelijk gezegde (alle oefeningen).  
Helemaal klaar? Dan ga je in stilte lezen. 
timer
1:00

Slide 18 - Slide

7. Evaluatie 
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- weet je hoe je het werkwoordelijk gezegd kunt vinden in een zin?
                       

Slide 19 - Slide

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk LJ1: 
Woensdag .. juni
Thema 3 H2 opdracht 14 t/m 16


Toetsen LJ1: 
-



Slide 20 - Slide