Havo3 H2 les 5
1 / 23
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Qv = -10P + 200
Als de prijs daalt van 14 naar 12,
wat gebeurt er dan met de vraag?
Als de prijs daalt van 14 naar 12,
wat gebeurt er dan met de vraag?
A
stijgt
B
daalt
C
blijft gelijk
Slide 7 - Quiz
De prijs stijgt. Wat gebeurt er met het aanbod?
A
neemt af
B
neemt toe
C
blijft gelijk
D
neemt af of toe
Slide 8 - Quiz
Dit is een
A
aanbodlijn
B
vraaglijn
C
aanbodlijn of vraaglijn
D
geen aanbodlijn of vraaglijn
Slide 9 - Quiz
Waarom heeft de vraaglijn een dalend verloop?
A
Hoe hoger de prijs, hoe meer er gevraagd wordt
B
Omdat er altijd sprake is van evenwicht
C
Omdat de aanbodlijn stijgt
D
Hoe hoger de prijs, hoe minder vraag
Slide 10 - Quiz
Q = 800p - 1000
Dit is een:
Dit is een:
A
aanbodlijn
B
vraaglijn
C
aanbodlijn of vraaglijn
D
geen aanbodlijn of vraaglijn
Slide 11 - Quiz
Q = -300p - 500
Dit is een:
Dit is een:
A
aanbodlijn
B
vraaglijn
C
aanbodlijn of vraaglijn
D
geen aanbodlijn of vraaglijn
Slide 12 - Quiz
Lijn die bij iedere prijs aangeeft hoeveel stuks de producenten bij die prijs willen verkopen
Lijn die bij iedere prijs aangeeft hoeveel stuks de consumenten bij die prijs willen kopen
hoeveelheid goederen en diensten die met het inkomen gekocht kunnen worden
aantal stuks dat de consumenten bij een bepaalde prijs willen kopen
gevraagde hoeveelheid
koopkracht
vraaglijn
aanbod-lijn
Slide 13 - Drag question
Er is een slechte aardappeloogst. Wat is een logisch gevolg hiervan?
A
De vraag naar aardappels neemt toe
B
De kosten van aardappel-productie nemen af
C
De prijs van patat stijgt
D
De prijs van ijsjes stijgt
Slide 14 - Quiz
Qv = -10P + 200
Hoeveel is de vraag bij een prijs van 14.
Hoeveel is de vraag bij een prijs van 14.
A
40
B
50
C
60
D
70
Slide 15 - Quiz
De vraaglijn van een product verschuift niet als....
A
het aantal consumenten stijgt
B
het inkomen daalt
C
de prijs van het product stijgt
D
de behoefte van de consument verandert
