Cursus 7 §10 Engelse werkwoorden

Engelse werkwoorden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Engelse werkwoorden

Slide 1 - Slide

  • We bespreken de vervoeging van Engelse leenwoorden.

  • Daarna werken jullie aan de opdrachten.

  • Klaar is lezen in je leesboek.


Slide 2 - Slide

De ik-vorm en de tegenwoordige tijd van Engelse werkwoorden:

  • Meestal gelden voor de Engelse werkwoorden dezelfde regels als voor de Nederlandse werkwoorden. 
  • Je gaat bij Engelse werkwoorden ook uit van de ik-vorm
  • Die kun je meestal maken door -en van het werkwoord af te halen.
  • Je luistert niet naar de laatste klank, want veel Engelse werkwoorden hebben een -e als uiteinde.
      checken -  ik check          /  Deleten - ik delete
      crashen -   ik crash
      streamen - ik stream





Slide 3 - Slide

  • Soms komt er een letter bij                          
     scoren - ik scoor                      promoten - ik promoot
 
  • Soms gaat er  een extra letter af
     bloggen - ik blog                       crossen - ik cros

  • Maar let op
     Als je de ik-vorm maakt, hoef je soms alleen de -n weg te halen, omdat
     de uitspraak van het woord anders niet meer klopt. De -e laat je dan
     staan.
     racen - ik race (ik rac klinkt niet goed)               deleten - ik delete (delet)







Slide 4 - Slide

In de tegenwoordige tijd vervoeg je Engelse werkwoorden op dezelfde manier als de Nederlandse werkwoorden:

1e persoon enkelvoud  = ik-vorm                               ik e-mail 
2e persoon enkelvoud  = ik-vorm + t                          jij e-mailt 
3e persoon enkelvoud  = ik-vorm + t                          hij/zij/het/u e-mailt 

1e persoon meervoud  = hele werkwoord                  wij e-mailen
2e persoon meervoud  = hele werkwoord                  jullie e-mailen
3e persoon meervoud  = hele werkwoord                  zij e-mailen
 

Slide 5 - Slide


In de zomer (wakeboarden)…mijn broer soms urenlang.

Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. 

Slide 6 - Open question


Mijn buurman (recyclen)…echt al zijn afval.  

Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. 

Slide 7 - Open question


Als het mooi weer is (loungen)...hij het liefst aan het water.
Zet het werkwoord in de tegenwoordige tijd.
A
loungt
B
lounget
C
lounged
D
loungdt

Slide 8 - Quiz

De verleden tijd van Engelse werkwoorden

  • De verleden tijd  van Engelse werkwoorden maak je op dezelfde manier als die van Nederlandse (zwakke) werkwoorden. 

  • Je schrijft  in de verleden tijd ook -de(n) of -te(n) achter de ik-vorm.
  • Je luistert naar de uitspraak.
  • Je kijkt of de laatste letter van de ik-vorm in 't -x kofschip staat.

     skaten    - ik skate (je hoort een -t-) - ik skatete     - wij skateten 
     e-mailen - ik e-mail                            - jij e-mailde  -jullie e-mailden


Slide 9 - Slide


De ministers (lobbyen)…gisteren bij het bedrijfsleven.

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd.

Slide 10 - Open question


De auto (crashen).....nadat die uit de bocht vloog.

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd.

Slide 11 - Open question


De barman (shaken)...een lekkere cocktail.
Zet het werkwoord in de verleden tijd.
A
shakete
B
shaked
C
shaket
D
shakte

Slide 12 - Quiz

De voltooide tijd van Engelse werkwoorden

  • De voltooide tijd  van Engelse werkwoorden maak je op dezelfde manier als die van Nederlandse (zwakke) werkwoorden. 

  • Je kijkt of de laatste letter van de ik-vorm in 't -x kofschip staat.


     downloaden   - ik download         - ik heb gedownload
     switchen         - ik switch              - hij is geswitcht


Slide 13 - Slide


Zij heeft zijn bericht (liken)...

Noteer het voltooid deelwoord.

Slide 14 - Open question


Hij heeft jarenlang (rugbyen)....

Noteer het voltooid deelwoord.

Slide 15 - Open question


De vrienden hebben urenlang (gamen)...  
Kies het juist geschreven voltooid deelwoord.
A
gegamd
B
gegamet
C
gegamt
D
gegamed

Slide 16 - Quiz

  • Maak de digitale basisopdrachten 1 t/m 5
  • Klaar: Maak ook de * opdrachten

Slide 17 - Slide