De oude Grieken vierden in het voorjaar een driedaags bloemenfestival ter ere van Dionysos, god van de wijn, landbouw, vruchtbaarheid, het plezier en de dans.
Op de eerste dag van het feest, de zogeheten Pithoigia, werd het aanbreken van de eerste vaten nieuwe wijn gevierd. Grieken van alle rangen en standen namen gezamenlijk deel aan de viering. Slaven waren op deze dag vrij en gelijk aan hun meesters. Er werden wijnoffers aan Dionysos gebracht en gebeden uitgesproken. Er was een prijs voor degene die de meeste wijn kon drinken.
Hoogtepunt van de ‘wijnkruikendag’ was de triomftocht van een verklede Dionysos, die op een kar in de vorm van een schip in processie de stad binnenreed. Vanaf de wagen werden lekkernijen gegooid. Hier komt mogelijk ook de naam carnaval vandaan: in het Latijn werd de scheepskar “carrus navalis” genoemd.