4.3 Eukaryoten

4.3 Eukaryoten
1. Wat betekend chemo-autotroof?
2. Wat is de stof van de celwanden van bacteriën?
3. Wat voor nut heeft de plasmide van de bacteriën?
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4.3 Eukaryoten
1. Wat betekend chemo-autotroof?
2. Wat is de stof van de celwanden van bacteriën?
3. Wat voor nut heeft de plasmide van de bacteriën?

Slide 1 - Slide

Na deze lessen kun je:
  • prokaryoten en eukaryoten uit elkaar houden
  • wat kenmerken van eukaryoten zijn
  • benoemen welke groepen eukaryoten er zijn

Slide 2 - Slide

Van welk celtype ('rijk') is deze cel?
A
Planten
B
Schimmels
C
Bacteriën
D
Dieren

Slide 3 - Quiz

Welk organel stelt 2 voor?

Slide 4 - Open question

Het mitochondrium speelt een belangrijke rol bij vrijmaken van energie. Daartoe worden een organische en anorganische stof opgenomen in de cel.
Welke anorganische stof wordt opgenomen en met welk transporttype?
A
water, met diffusie
B
water, met actief transport
C
zuurstof, met diffusie
D
zuurstof, met actief transport

Slide 5 - Quiz


Rechts zie je de 4 rijken staan. Sleep het juiste rijk naar de bijbehorende cel.
Dier

Plant
Schimmel
Bacterie

Slide 6 - Drag question

Prokaryoot, kan autotroof zijn. 
Geen celwand, tussen 10-100µm lang
Wel vacuole en celkern, heterotroof
Met celkern, maakt eigen organische stoffen uit anorganische stoffen
Dier

Plant
Schimmel
Bacterie

Slide 7 - Drag question

De Coloradokever leeft o.a. op de Aardappel (Solanum tuberosum), op de Tomaat (Solanum lycopersum) en
op Bitterzoet (Solanum dulcamara).
Behoren deze planten tot hetzelfde genus (geslacht)?
En tot dezelfde soort?
A
alleen tot dezelfde soort
B
alleen tot hetzelfde geslacht
C
tot dezelfde soort en hetzelfde geslacht
D
Dat kun je niet weten, er ontbreken gegevens

Slide 8 - Quiz

Prokaryoten
Eukaryoten
Bacteriën
Archaea
Eencelligen
Schimmels
Planten
Dieren
Gisten
Cyanobacterien

Slide 9 - Drag question

Eukaryoten
Bestaan uit o.a.:
celkern, andere organellen (bijv mitochondrieën, golgi-appartaat en soms chloroplasten)

  • schimmels
  • planten
  • dieren

Slide 10 - Slide

Eukaryoten
  • rijken:  schimmels, planten, dieren, eencellige eukaryoten
  • wel een celkern en organellen
  • met een celwand: schimmels en planten
  • zonder celwand: dieren en eencellige eukaryoten
  • autotroof of heterotroof

Slide 11 - Slide

Schimmels
  • heterotroof
  • geen chlorofyl 
  • afbraak organische stoffen
  • Soorten:
    - gisten (eencellig)
    - meercellige schimmels (meestal met schimmeldraden (hyfen)) en sporen (soms bijv. in paddestoelen))
  • Positief; bereiding van voedsel (kaas, sojasaus, bier etc, brooddeeg, penicilli etc.)
  • Negatief; Voedselbedref, zwemmerseczeem etc.

Slide 12 - Slide

Braindump
  1. Bestudeer Afbeelding 16
  2. Sla het boek dicht
  3. Schrijf zoveel mogelijk op van wat je hebt onthouden
  4. Vergelijk je resultaat met je buurman

timer
3:00

Slide 13 - Slide

planten
  • autotroof (chloroplasten)
  • cellulose
  • Indeling groepen op basis van:
    - aantal cellen
    - voortplanting
    - intern transport

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Braindump
  1. Bestudeer Afbeelding 16
  2. Sla het boek dicht
  3. Schrijf zoveel mogelijk op van wat je hebt onthouden
  4. Vergelijk je resultaat met je buurman

timer
3:00

Slide 19 - Slide

  • geen celwand
  • heterotroof (geen chlorofyl) 
  • (bijna) allemaal diploïd
  • criteria indeling gebeurd op basis van:
    - een of meercelligheid
    - symmetrie
    - soort skelet
    - resultaten moleculair onderzoek

Slide 20 - Slide

Braindump
  1. Bestudeer Afbeelding 18
  2. Sla het boek dicht
  3. Schrijf zoveel mogelijk op van wat je hebt onthouden
  4. Vergelijk je resultaat met je buurman

timer
3:00

Slide 21 - Slide

  1. Eencelligen
  2. Sponzen
  3. Holtedieren
  4. Platwormen
  5.  Rondwormen
  6. Ringwormen
  7. Weekdieren
  8. Geleedpotigen
  9. Stekelhuidigen
  10. Gewervelden

Slide 22 - Slide

Lezen blz. 190 en 191
Tekstbegripvragen:
1. Kun je een reden bedenken waarom biologen de amoebe onder het dierenrijk hebben gerekend?
2. Waarom kun je amoeben goed vergelijken met witte bloedcellen?
3.  Waar komt de naam van de geleedpotigen vandaan?
4.  Uit welke stof bestaat het pantser van geleedpotigen? Waar ben je deze stof eerder tegen gekomen?
5.  Hoe noemen we een volwassen insect? 
timer
7:00

Slide 23 - Slide

Wie hebben geen celwand?
A
schimmels
B
alle eukaryoten
C
alle prokaryoten
D
dieren

Slide 24 - Quiz

Wat onderscheidt planten van schimmels?
A
celwand
B
sporen
C
chloroplasten
D
wortels

Slide 25 - Quiz

schimmel
plant

Slide 26 - Drag question

Welke drie hoofdgroepen eukaryoten maken we?
A
Bacteriën, dieren en planten.
B
Planten, schimmels en dieren.
C
Dieren, virussen en schimmels.
D
Planten dieren en prokaryoten.

Slide 27 - Quiz

eencellige
spons
holtedier
platworm
rondworm
ringworm
weekdier
geleedpotige
stekelhuidige
gewervelde
asymetrisch en geen skelet
asymmetrisch en zit vast aan zeebodem
radiaal symmetrsich met tentakels
bilateraal symmetrisch vaak parasitair
bilateraal symmetrisch met ronde dwarsdoorsnede vaak parasitair
bilateraal symmetrisch dwarsdoorsnede is rond en lichaam bestaat uit segmenten
bilateraal symmetrisch met vaak exo-skelet (huis of schelp)
bilateraal symmetrisch met exoskelet van chitine
radiaal symmetrisch met een huid bedekt met stekels of knobbels
bilateraal symmetrisch met endoskelet (geraamte)

Slide 28 - Drag question

eencellige
spons
holtedier
platworm
rondworm
ringworm
weekdier
geleedpotige
stekelhuidige
gewervelde

Slide 29 - Drag question


Wat is een pantoffeldiertje?
A
Een eencellige eukaryoot
B
een bacterie
C
Een schimmel die vooral in pantoffels en schoenen woont

Slide 30 - Quiz

Het Pantoffeldiertje

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide