This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Welkom bij Nederlands
Slide 1 - Slide
Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.
timer
1:30
Slide 2 - Slide
Planning
Startopdracht
Instructie/uitleg
Oefenen
Opdrachten maken
Lezen
Afsluiting
Doel
- Je leert het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik herkennen.
Slide 3 - Slide
Start opdracht
Hoe spreek je tegen de degene op de foto?
Wat zeg je?
Hoe neem je afscheid?
Slide 4 - Slide
Formeel taalgebruik
•Formeel taalgebruik = taal die bijzonder netjes is.
Deze taal gebruik je voor bepaalde brieven of sommige ontmoetingen. Als je met de burgermeester of minister praat bijvoorbeeld of in een sollicitatiebrief. Je gebruikt het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.
> netjes >je gebruikt vaak u in de zinnen > serieuze situaties > beetje stijf.
Slide 5 - Slide
Informeel taalgebruik
•Informeel taalgebruik = taal voor gesprekken met
vrienden, bekenden en familie.
Je gebruikt het als je praat met je ouders, vrienden of als je een berichtje schrijft naar een vriend.