Do 28 oktober 4VK Toets Taal: woordenschat, formuleren, spellen

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Toets taal

Donderdag 28 oktober

• Er is een jarige...

Voorbereiding op de toets Taal:

• We nemen een deel van de formuleerfouten nog eens door.
• We herhalen de werkwoordspelling en oefenen daarmee.

hen/hun?

Hen: als het een lijdend voorwerp is of

NA een voorzetsel

Hun: Als het een meewerkend voorwerp is ZONDER voorzetsel ervoor

Kies het juiste verwijswoord.
Omdat de agenten eisten dat ik mij zou legitimeren, toonde ik . . . mijn paspoort.

1. hun
2. hen

...toonde ik hun mijn paspoort

(=meewerkend voorwerp en er staat geen voorzetsel voor)

Ook goed zou zijn:

toonde ik aan hen mijn paspoort

Mijn zussen zijn heel grappig, maar ik zou nooit drie weken met . . . op vakantie gaan.

1. hun
2. hen

Met hen. Er staat een voorzetsel voor.

Aboutaleb is een burgemeester . . . de juiste toon weet te treffen wanneer hij relschoppers aanspreekt.

1. die
2. dat

Het team . . . ingreep bij de rellen wist precies hoe dat moest.

1. die
2. dat
3. wat

Pas op voor de die-ziekte! Gebruik DAT bij onzijdige woorden

Verwijst het naar een de-woord of het-woord?

De man die boos is, de vrouw die boos is

Het meisje dat, het huis dat, het mannetje dat

Het beste . . . je kunt doen is goed opletten.

1. wat
2. dat

Het boek . . . ik las, vond ik erg goed.

1. wat
2. dat
3. die

De ondernemingsraad en . . . advies

1. zijn
2. haar

Het Feyenoord van tegenwoordig heeft zo ... problemen.

1. zijn
2. haar

Ik hou van de natuur en . . . rust

1. zijn
2. haar

Hoe ga je alles leren?

Woordenschat

• Leer de betekenissen van de woorddelen.
• Leer de moeilijke woorden zodat je ze kunt invullen in een zin (de juiste context).
• Leer de betekenissen van de Latijnse begrippen en uitdrukkingen.
• Maak daar correcte zinnen mee.

Hoe ga je alles leren?

Formuleren

• Zinsbouwfouten herkennen, benoemen en noteren.
• De zinsbouwfout verbeteren zodat de zin correct is.
• De juiste verwijswoorden invullen.

Spelling

De werkwoordspelling beheersen en daarmee heel goed oefenen.

Spelling: werkwoorden

Bedenk zelf een zin van minimaal tien woorden. Zorg dat je minimaal twee werkwoordsvormen gebruikt.

Bedenk een zin met minimaal twee persoonsvormen.

Werkwoordspelling

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

Voltooid deelwoord

Onvoltooid deelwoord

Gebiedende wijs

Deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Engelse werkwoorden

Stappenplan

Tegenwoordige tijd

Stam

- met ik

- je/jij achter de pv  

(Let op: er zijn in het Nederlands geen werkwoorden die eindigen op een z of een v!)

Stam + t

Hele werkwoord (infinitief)

Verleden tijd

't sexy fokschaap 

Neem de stam van het hele werkwoord.

Zit de laatste letter van de stam in
't sexy fokschaap?

JA:     + te(n)

NEE: + de(n)

Stappenplan

Voltooid en onvoltooid deelwoord

Voltooid deelwoord: 't sexy fokschaap
Hij is verhuisd. (laatste letter van de stam is Z!)

Ik heb gefietst.

Onvoltooid deelwoord: infinitief + d(e)
Wandelend door de stad, zag ik hem lopen.

Zo kort mogelijk

Infinitief: het hele werkwoord

Gebiedende wijs: stam van het werkwoord
Ga! Loop! Stop!

Bijvoeglijk naamwoord: afgeleid van een deelwoord, altijd de kortste vorm!
De fietsende man.
Het gesproken woord.

Engelse werkwoorden

Vervoeg ze alsof het Nederlandse werkwoorden zijn!

1. Gebruik 't sexy fokschaap: de laatste letter van de stam. 
2. Laat de Engelse uitgangs-e staan bij uitspraakproblemen.
3. Onvoltooid deelwoord: infinitief + d(e)
4. Bijvoeglijk naamwoord: zo kort mogelijk!

Engelse werkwoorden

Relaxen
ik relax, hij relaxt, wij hebben gerelaxt

Breakdancen
ik breakdance, hij breakdancet, hij heeft gebreakdancet

Gamen
ik game, hij gamet, wij hebben gegamed

Engelse werkwoorden

Bijvoeglijk naamwoord: zo kort mogelijk, laat de uitgangs-e staan bij uitspraakproblemen
De gepamperde jongen, de gefakete blessure.

Onvoltooid deelwoord: infinitief + d(e)
Een blessure fakende schreeuwde hij moord en brand.

Wat is juist gespeld? Een of meerdere antwoorden zijn goed.

1. Sophie heeft haar vinger verbrandt.
2. Sam en Tom moesten op de bus wachtten.
3. Het verbrandde haar van Sjors stinkt enorm.
4. Tom verbreedde zijn tuinpad.

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt
4. gebeurdde

Wat je vindt, mag je houden. Vindt je ook niet?

1. Fout, eerste 'vindt' moet zonder 't'.
2. Fout, beide keren moet 'vindt' zonder 't'.
3. Fout, tweede 'vindt' moet zonder 't'.
4. Deze zin is goed gespeld.

Welke uitgangen van werkwoorden heb je in de tegenwoordige tijd?

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt
4. gebeurdde

Weet je wel wat het beteken.... wanneer je werkwoordspelling echt beheerst?!

1. betekend
2. betekent
3. betekende
4. betekente

Aan het begin van het jaar (besteden, pvvt) we veel tijd aan werkwoordspelling.

1. besteden
2. besteede
3. besteedden
4. besteeden

Kies het juiste werkwoord:

"Het vliegtuig ..."

1. land
2. landt
3. lant
4. lantd

Vorige zomer (barbecueën) hij bijna elke week in zijn achtertuin.

1. barbecuedde
2. barbecuede
3. barbecuete
4. barbecuette

Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.

1. antwoorde- verzuchtte
2. antwoordde, verzuchtte
3. antwoordde-verzuchte
4. antwoorde-verzuchte

(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?

1. Word
2. Wordt

Ik (vermoeden) dat jij dat ook niet echt grappig (vinden).

1. vermoet, vind
2. vermoedt, vindt
3. vermoed, vindt
4. vermoed, vind

De sportleraar ...(timen) de snelheid van de atleet.

1. timde
2. timte
3. timede
4. timete

Gisteren ...(lunchen) ik met mijn oma.

1. lunchde
2. lunchte
3. lunchete
4. lunchede

Aan het begin van het jaar (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling

1. besteden
2. besteede
3. besteedden
4. besteeden

Hij was ….(verheugen) zijn oude vriend weer te ontmoeten.

1. verheugt
2. verheugd
3. verheugdt
4. verheugtd

Wie wat ...(bewaren), die heeft wat.

1. bewaart
2. bewaardt
3. bewaard
4. bewaartd

Werkwoordspelling: wat gaat er nog fout?