Nederland 1900-1950

Herhaling
1900-1950
1 / 35
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling
1900-1950

Slide 1 - Slide

Wat hoort niet bij industrialisatie
A
industrie
B
landbouw
C
treinen
D
stoommachine

Slide 2 - Quiz

In welk jaar viel nazi-Duitsland Nederland binnen?
A
1940
B
1939
C
1945
D
1938

Slide 3 - Quiz

Wat is geen nazi-organisatie?
A
De SS
B
De Hitlerjugend
C
De Gestapo
D
De NSB

Slide 4 - Quiz

Hoe noem je politieke reclame?
A
propaganda
B
persoonverheerlijking
C
interbellum
D
totalitairisme

Slide 5 - Quiz

Wat betekent 'interbellum'
A
periode van rust
B
Tussen oorlog

Slide 6 - Quiz

Met deze gebeurtenis begon WO II:
A
Hitler annexeert Oostenrijk
B
Hitler neemt een deel van Tsjechië in
C
Hitler valt Polen binnen
D
Hitler valt Engeland aan

Slide 7 - Quiz

Hoe heette de partij van Hitler?
A
NSDAP
B
VVD
C
Socialistische partij
D
Partij van Hitler

Slide 8 - Quiz

Hoe heet het boek van Hitler?

A
Mein Kamp
B
Hitler
C
Mein Krieg
D
Mein Kampf

Slide 9 - Quiz

Wanneer werd Hitler kanselier
A
1933
B
1929
C
1922
D
1932

Slide 10 - Quiz

wie is dit?
A
Roosevelt
B
Hitler
C
Churchill
D
Stalin

Slide 11 - Quiz

welke twee leiders van totalitaire regimes zijn dit?
A
Stalin en Mussolini
B
Hitler en Lenin
C
Stalin en Hitler
D
Mussolini en Hitler

Slide 12 - Quiz

Hoe heet deze man?
A
Hitler
B
Mussert
C
Mussolini
D
Stalin

Slide 13 - Quiz

Hitler wilde het verdrag van Versailles opzeggen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

In 1929 was er een.....
A
beurskrach (economie stortte in)
B
Hitler kwam aan de macht
C
Hitler viel Polen binnen

Slide 15 - Quiz

Waarom kwam de brand in het Rijksdag gebouw Hitler goed uit?
A
Hitler kon nu alle communisten het land uit zetten.
B
Hitler kon nu een nieuw gebouw bouwen voor de regering
C
Hitler kon nu dictator worden van Duitsland.
D
Hitler kon zeggen dat hij onschuldig was omdat hij in de gevangenis zat.

Slide 16 - Quiz

Waarom tekende Stalin het molotov ribbentrop-pact?
A
Hij was bevriend met Hitler
B
Hij had tijd nodig om het leger op te bouwen
C
Stalin was bang voor Hitler
D
Stalin wilde samen met Hitler Europa veroveren

Slide 17 - Quiz

Wat spraken Hitler en de andere Europese landen af?
A
Hitler kreeg Oostenrijk, als hij beloofde van Sudetenland af te blijven
B
Hitler kreeg Sudetenland, als hij beloofde vrede te bewaren
C
Hitler kreeg volledige vrije hand, als hij Sudetenland zou verslaan
D
Hitler kreeg Engeland, als hij beloofde Engels te leren

Slide 18 - Quiz

Wat werd er afgesproken tijdens de Conferentie van München in september 1938?
A
Engeland en Duitsland werden bondgenoten
B
Hitler zou Sudetenland krijgen
C
Hitler zou Tjecho-Slowakije krijgen
D
Hitler kreeg niets en werd gewaarschuwd

Slide 19 - Quiz

Wat is geen reden waarom Hitler de Sovjet-Unie aanviel op 22 juni 1941.
A
Duitsland had grondstoffen nodig
B
Hitler wilde het communisme verslaan
C
Hitler had levensruimte nodig voor het Germaanse volk
D
Stalin had het niet-aanvalsverdrag geschonden

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?
A
Battle of Britain, Pearl Harbor, Operatie Barbarossa
B
Pearl Harbor, Battle of Britain, Operatie Barbarossa
C
Battle of Britain, Operatie Barbarossa, Pearl Harbor
D
Geen van de andere antwoorden is juist

Slide 21 - Quiz

Welk begrip past bij de bron?
A
Blitzkrieg
B
D-day
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Stalingrad

Slide 22 - Quiz

Hoe worden deze veroveringen genoemd?
A
Von Schlieffenplan
B
Blitzkrieg
C
Operatie Market Garden
D
Operatie Barbarossa

Slide 23 - Quiz

Deze gebeurtenis is
A
Een indirecte oorzaak van WO I
B
Een gevolg van WO I
C
De aanleiding van WO I
D
Een directe oorzaak van WO I

Slide 24 - Quiz

Bij welk onderwerp hoort het begrip werkverschaffing?
A
WO I
B
crisis
C
WO II
D
Nederlands- Indie

Slide 25 - Quiz

Wat was de dolkstootlegende?
A
Duitsers hadden de schuld van het verliezen van WO I
B
Duitsers brachten Hitler aan de macht
C
Joden hadden de schuld van het verliezen van WO I
D
Hitler zou zijn neergestoken tijdens WO I

Slide 26 - Quiz

Van wanneer tot wanneer was WO I?
A
1870-1871
B
1900-1905
C
1914-1918
D
1939-1945

Slide 27 - Quiz

Welke past niet bij WO I?
A
Gifgas
B
Vlammenwerper
C
Trench foot
D
Granaat

Slide 28 - Quiz

In welke maand vond de Beurskrach plaats?
A
aug. 1929
B
sep. 1929
C
okt. 1929
D
nov. 1929

Slide 29 - Quiz

De volkenbond ontstond in...
A
1914
B
1919
C
1929
D
1933

Slide 30 - Quiz

verdrag in Versailles is in...
A
1919
B
1914
C
1918
D
1929

Slide 31 - Quiz

de Republiek van Weimar duurde van:
A
1919 - 1929
B
1919 - 1939
C
1919 - 1945
D
1919 - 1933

Slide 32 - Quiz

Deze afbeeldingen gaan over:
A
Hyperinflatie
B
Staatsgreep
C
Demilitarisatie
D
Dolkstootlegende

Slide 33 - Quiz

Welk jaar brak in Duitsland de hyperinflatie uit?
A
1920
B
1923
C
1929
D
1933

Slide 34 - Quiz

Bij welk begrip past deze foto goed?
A
Hyperinflatie
B
Staatsgreep
C
Demilitarisatie
D
Dolkstootlegende

Slide 35 - Quiz