PTA - Module - stijl - les 6

Module stijl
Woensdag    - grammatica
Vrijdag            - spelling

  1. Planning periode 1
  2. Het fictiedossier - planning - boekenlijst
  3. paragraaf 1 doornemen
  4. paragraag 2 doornemen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Module stijl
Woensdag    - grammatica
Vrijdag            - spelling

  1. Planning periode 1
  2. Het fictiedossier - planning - boekenlijst
  3. paragraaf 1 doornemen
  4. paragraag 2 doornemen

Slide 1 - Slide

Toets spelling
Cijfers!

Toetsen inhalen/ herkansen: VRIJDAG 22-1 11.30 uur.

Usha spelling
Shinelly en Hader grammatica

Slide 2 - Slide

Fictiedossier klas 4

Boek 1 + toets
Boek 2 + toets
Film + toets (Sonnyboy)
Boek 3 + boekbespreking
Fictiedossier klas 5


Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les:
Herhaling van formeel en informele taal;
Herhaling van beeldspraak;
Herhaling benamingen van stijlfouten;
Herhaling van werkwoordspelling, lees- en spellingstekens.

MAAK AANTEKENINGEN!!



Slide 4 - Slide

Gebruik je formele of informele taal?

Je zit in de trein en krijgt een telefoontje van een vriend.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 5 - Quiz

Gebruik je formele of informele taal?

Je belt een bedrijf om te vragen of er een stageplek voor jou is.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 6 - Quiz

Gebruik je formele of informele taal?

Je schrijft een zakelijke brief omdat je loonstrook niet klopt.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 7 - Quiz

Gebruik je formele of informele taal?

Je belt je tante om te vertellen dat je verjaardag volgende week gevierd wordt.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 8 - Quiz

Beeldspraak
Vergelijking: je maakt een vergelijking om een bepaald beeld (voorstelling) te versterken. Honger als een ........... Zwemmen als een ........

Spreekwoorden/ uitdrukkingen: geeft een bepaald beeld van iets. Let op! Neem dit niet letterlijk! De appel valt niet ver van de boom... Het glas is altijd halfvol....

Personificatie: menselijke eigenschappen worden toegevoegd aan niet menselijke dingen. De wind huilt. De zon streelt mijn huid.

Slide 9 - Slide

Vergelijking:

Mijn oma heeft geld als ………………
A
Limonade
B
Water
C
Wijn
D
Bier

Slide 10 - Quiz

Vergelijking:

Hij kletste als een …………………
A
Brugman
B
Directeur
C
Kip zonder kop
D
Wezel

Slide 11 - Quiz

Spreekwoord/uitdrukking:

Voor galg en rad opgroeien.
A
Slechte jeugd is een slechte toekomst
B
Er staat een galg en rad voor je huis
C
Je wordt slecht opgevoed
D
Je krijgt een goede opvoeding

Slide 12 - Quiz

Spreekwoord/uitdrukking:

Zij sprong voor mij in de bres.
A
Ze liep in de weg
B
Ze praatte door mij heen
C
Ze schrok van mij
D
Ze ging mij helpen

Slide 13 - Quiz

Waar zit de personificatie:

De wieken van de molen kermden zachtjes bij het rondgaan.
A
De wieken
B
Kermden
C
Zachtjes
D
Het rondgaan

Slide 14 - Quiz

Waar zit de personificatie:

De letters dansten over het papier.
A
Het papier
B
Over
C
Dansten
D
De letters

Slide 15 - Quiz

Herhaling stijlfouten

Maak de volgende sleepopdracht:

Je ziet een benaming van een stijlfout;
Zoek de juiste zin waar deze stijlfout in zit;
Gebruik je boek als hulp!

Slide 16 - Slide

Stijlfout
  • Spot
  • Eufemisme

  • Tautologie

  • Pleonasme
  • Contaminatie

  • Incongruentie
Betekenis
  • Iets grappig bedoelt...
  • Iets erg op een lievere manier zeggen.
  • 2 woorden in 1 zin die ongeveer hetzelfde betekenen.
  • Overbodig woord
  • Verkeerde combinatie van woorden.
  • Onderwerp in EV/MV dan moet de persoonsvorm dat ook.

Slide 17 - Slide

Eufemisme
Tautologie
Contaminatie
Incongruentie
Spot
Wat zie jij eruit!
De vrachtwagen passeerde voorbij.
Maar de dief wilde echter niets zeggen.
Benzine kost tegenwoordig erg duur.
De Verenigde Staten hebben hun troepen teruggetrokken uit Afrika
De werknemer had een conflict met zijn collega.
Pleonasme

Slide 18 - Drag question

4. Stijlfouten blz. 13
Als iets het 1 overtreft is het altijd DAN en niet ALS.
Bijv: Ik ben beter … jij. Dat overtreft, dus is het DAN.

Ik ben net zo goed … jij. Dat is niet overtreffend, dus is het ALS.

Ik ben groter … jij. Ik overtref jou in grootte, dus is het DAN

Zij is net zo groot … hij. Er wordt niet overtroffen, dus is het ALS.





Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

4. Stijlfouten blz. 14
Mij/ mijn + Jou/ jouw

Mijn/ jouw  = bezittelijk voornaamwoord

Er komt altijd een zelfstandig naamwoord achter.

Geen zelfst. nw? = altijd mij of jou.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

4. Stijlfouten blz. 15-16
Hen/ hun

  • Ik heb hun huis bewonderd. (huis = bezittelijk VNW dus hun)
  • Ik heb het huis van hen bewonderd. (van = voorzetsel dus hen)
  • Ik kan hun niet uitstaan. (hun is een meewerk. vw + er staat geen voorzetsel in)
  • Je kunt dat toch niet aan hen vragen (hun is een meewerk. vw + voorzetsel)

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

4. Stijlfouten blz. 16-17
Dat/ wat
Dat - slaat op een bepaald zinsdeel 
- Het huis dat hier gebouwd wordt. (Het-woord + 'hier gebouwd wordt')
- Ik geef je het cadeau dat ik van m'n oma heb gekregen.

Wat - slaat op een onbepaald zinsdeel - iets, niets, alles
- Hij heeft iets gedaan wat niet mag. (iets is onbepaald)
- Ze roddelt over iedereen, wat toch wel zielig is. (hele zin)

Slide 25 - Slide

4. Stijlfouten blz. 17
Waarmee/ wie

Met wie/ op wie/ door wie - het gaat om mensen

Waarmee/ waarop/ waardoor  - het gaat om dieren, dingen 


Slide 26 - Slide

4. Stijlfouten blz. 17
Samenstellingen

Woorden die je kunt splitsen in verschillende zelfst. nw.

Keuken + kast = keukenkast

Gebruik leestekens als dit nodig is!
Radio + omroep = radio-omroep (koppelteken)


Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

4. Stijlfouten blz. 18
Homoniemen:
- Woorden met dezelfde vorm, maar met een andere betekenis
- Pad, bal, slip, kussen

Synoniemen:
- Woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis, maar in een andere vorm geschreven.
- wandelen/ lopen, oud/ bejaard, zoenen/ kussen

Slide 29 - Slide

Nakijken!
HERHALINGSVRAGEN EN OPDRACHTEN:
Maak opdracht 1 t/m 14 op blz. 20 t/m 24.





Slide 30 - Slide

HUISWERK 3 FEBRUARI
  • Leer alle onderdelen uit deze les voor de toets.

  • Bestudeer de gedeelde spelling les en oefen met de werkbladen om je geheugen op te frissen.

  • Volgende week  3 februari: toets stijl en spelling





Slide 31 - Slide