Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1
This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
De Grieken en Romeinen
Hoe gaat het leren?
Herhaling; opdrachten
Aan de slag
Afsluiting
Leerdoel
Slide 1 - Slide
Ik ben klaar met leren voor de toets geschiedenis
Ja
Nee
Een beetje
Slide 2 - Poll
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
Slide 3 - Slide
Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)
Slide 4 - Slide
De Franse Revolutie
1. Een oneerlijke verdeling
Eerst dit...
...dan dit!
Begrippen
Personen
Plaatsen
Keuze
Slide 5 - Slide
Waarom gaan de Grieken koloniën stichten in andere landen rond de middellandse zee?
Slide 6 - Open question
Wie mochten wel en wie mochten niet meebeslissen in de Atheense democratie
wel meebeslissen
Niet meebelissen
rijke mensen
arbeiders
slaven
vrouwen
bejaarden
vreemdelingen
Slide 7 - Drag question
In de tekst ontbreken vijf woorden in de tekst. Sleep de woorden naar het juiste getal om de tekst kloppend te maken.
Een [...1...] is een manier van besturen waarbij de bewoners veel invloed hebben op hoe hun land wordt geregeerd. Bij een [...2...], zoals in [...3...], stemmen mensen zelf voor of tegen een plan. De meeste stemmen gelden. Bij een [...4...], zoals in [...5...], stemmen mensen op andere mensen, die namens hen het land besturen.
1............
2...........
3...........
4...............
5..............
Athene
democratie
directe democratie
indirecte democratie
Nederland
Slide 8 - Drag question
Er volgt nu een korte beschrijving van 3 romeinse mannen. Beantwoord de vraag waarin deze mannen wonen. Kies uit: amfitheater / villa / insula (klein huis)
- Claudius. Hij is rijk en bezit veel slaven. Claudius woont in een ............
Slide 9 - Open question
Beantwoord de vraag waarin deze mannen wonen. Kies uit: amfitheater / villa / insula (klein huis)
Antonius. Hij was eerst boer, maar hij is naar Rome verhuisd, in de hoop daar werk te vinden. Antonius woont in een .........................
Slide 10 - Open question
Beantwoord de vraag waarin deze mannen wonen. Kies uit: amfitheater / villa (klein huis) / insula
- Julius. Hij is een arme Romein van 41 jaar oud. Julius woont in een .......................
Slide 11 - Open question
Koppen de bestuursvormen aan de juiste cijfers.
Het Romeinse Rijk was tot 500 v. Chr. een [...1...]. Daarna werd het een [...2...] en ten slotte een [...3...].
koninkrijk
republiek
keizerrijk
1.............
2............
3............
Slide 12 - Drag question
Maak de zinnen af. Kies steeds voor senatoren of consuls.
A. …(1).... waren altijd rijke mannen. B. Het Romeinse volk mocht de …(2).... kiezen. C. Er waren in de Romeinse republiek steeds twee …(3)....
Slide 13 - Open question
In Nederland zijn duizenden Romeinse munten gevonden. Zijn de volgende 3 zinnen goed of fout?
A. In het noorden van Nederland zijn veel meer Romeinse munten gevonden dan in het zuiden.
A
Goed
B
Fout
Slide 14 - Quiz
De Romeinen bouwden een waterleiding om water naar de stad Nemausus (nu Nîmes in Zuid-Frankrijk) te laten stromen. Het aquaduct op de foto is een onderdeel van de waterleiding.
Dankzij welke Romeinse uitvinding kon dit aquaduct gemaakt worden? Kies het juiste antwoord.
A
slavernij
B
elektrisch gereedschap
C
beton
D
hijskranen
Slide 15 - Quiz
Zet de zinnen in de juiste volgorde van tijd. Begin met de zin die het langst geleden is.
Het christendom is staatsgodsdienst.
Het is verboden om christen te zijn. Iedereen die christen is, kan zwaar gestraft worden.
De Romeinse keizer Constantijn wordt christen. Het christendom is niet meer verboden.
Ondanks het gevaar worden steeds meer mensen christen.
1................
2..........
3........
4.......
Slide 16 - Drag question
Wat hebben de jaartallen 395 en 476 te maken met het Romeinse Rijk? Kies het juiste antwoord.
A
In 395 werd het christendom staatsgodsdienst. In 476 werd het Romeinse Rijk in twee delen gesplitst.
B
In 395 ging de laatste West-Romeinse keizer dood.
In 476 was het einde van het Oost-Romeinse Rijk.
C
In 395 werd het Romeinse Rijk in twee delen gesplitst.
In 476 was het einde van het West-Romeinse Rijk.
D
In 395 werd het Romeinse Rijk in twee delen gesplitst.
In 476 veroverden de Hunnen het West-Romeinse Rijk.
Slide 17 - Quiz
Welke begrippen horen bij de omschrijvingen? Kies uit: directe democratie – indirecte democratie – kolonie – limes – mythe – republiek – senaat. Je houdt drie begrippen over.
directe democratie
indirecte democratie
kolonie
limes
Mythe
republiek
senaat
verhaal over goden en verzonnen wezens
grens van het Romeinse Rijk, in Nederland de rivier de Rijn
grondgebied van een Griekse stadstaat buiten Griekenland
mensen stemmen zelf voor of tegen een plan. De meeste stemmen gelden
Slide 18 - Drag question
Het romeinse rijk werd gesplitst. Wat werd de hoofdstad en de taal van het Oost-Romeinse Rijk?
Slide 19 - Open question
Welke taal spraken de mensen in het West-Romeinse Rijk?
Slide 20 - Open question
A. In welk beroemd gebouw in Rome speelt de tekening zich af? B. Waarom organiseerden de Romeinen dit soort wedstrijden?
Slide 21 - Open question
In Palestina woonden vooral mensen die in één god geloofden. Volgens hun geloof zou die god een generaal sturen om hun problemen op te lossen. Volgens sommigen was Jezus die verlosser. Hij hielp vooral rijke mensen. Toen steeds meer mensen Jezus volgden, vonden de Romeinen dat hij gevaarlijk werd. Ze hebben hem gevangengenomen en aan een kruis gehangen. De volgelingen van Jezus noemen zich joden.
In de tekst hierboven staan drie fouten. Schrijf de fouten op en verbeter ze.
Slide 22 - Open question
Van welk jaar tot welk jaar duurde het tijdvak van de Grieken en Romeinen?
Slide 23 - Open question
Om welke reden beginnen grote groepen mensen te vluchten in Europa wat leidt tot de grote volksverhuizing?