Opfrissen leesvaardigheid 2h/v

Welkom!
  1. Start je laptop
  2. Pak je leesboek - 10 minuten lezen 
timer
10:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Welkom!
  1. Start je laptop
  2. Pak je leesboek - 10 minuten lezen 
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Leesvaardigheid 


Oefening voor toetsweek

Slide 2 - Slide

Als het tekstdoel overhalen is, welke tekstsoort hoort daar dan bij?
A
Informerende tekst
B
Amuserende tekst
C
Aansporende tekst
D
Betogende tekst

Slide 3 - Quiz

Wat kiest een schrijver om het doel van zijn tekst duidelijk te maken?
A
Een bijpassende afbeelding
B
Hij zorgt voor een passend voorbeeld
C
Hij zorgt ervoor dat zijn taalgebruik aansluit
D
Hij zorgt voor een bijpassende tekstsoort

Slide 4 - Quiz

Hoe is een tekst normaal gesproken (in de basis) opgebouwd?
A
alinea's en tussenkopjes
B
afbeeldingen en bijpassende tekst
C
titel en onderschrift
D
inleiding-kern-slot

Slide 5 - Quiz

Wat vind je meestal terug in het middenstuk (de kern) van de tekst?
A
afbeeldingen
B
verschillende alinea's over het onderwerp
C
een persoonlijke ervaring van de schrijver
D
anekdotes

Slide 6 - Quiz

Welke manier(en) kan een schrijver gebruiken om zijn tekst in te leiden? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
het onderwerp aankondigen
B
een kort, grappig of bijzonder verhaaltje vertellen
C
een of meer vragen stellen
D
de aanleiding noemen voor het schrijven van de tekst

Slide 7 - Quiz

Welke manieren kan een schrijver gebruiken om zijn tekst af te sluiten?
(Meerdere antwoorden mogelijk)
A
een korte samenvatting geven van de tekst
B
een conclusie trekken op basis van de tekst
C
een vraag stellen
D
een advies geven

Slide 8 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
Het onderwerp betreft de hele tekst, een deelonderwerp betreft slechts een gedeelte
B
met 'het onderwerp' en met 'het deelonderwerp' wordt eigenlijk precies hetzelfde bedoeld
C
het onderwerp van een tekst omvat een klein gedeelte van het deelonderwerp van een tekst
D
het deelonderwerp beslaat meestal het grootste gedeelte van de tekst.

Slide 9 - Quiz

Uit welke vaste onderdelen is een alinea meestal opgebouwd? (Meerdere antwoorden mogelijk)
A
een vraagstelling
B
een kernzin
C
een toelichting op - of een voorbeeld van de kernzin
D
een conclusie

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste omschrijving van het begrip kernzin?
A
Een zin die in de kern (het midden) staat van een alinea.
B
Een zin die de kern van de gehele tekst het best weet te raken
C
Een zin waarin de belangrijkste mededeling van de alinea staat
D
Een zin waarin het duidelijkste voorbeeld wordt gegeven van de tekst

Slide 11 - Quiz

Op welke plaats in een alinea vind je de kernzin meestal? (Meerdere antwoorden mogelijk)
A
de eerste
B
de tweede
C
de vierde
D
de laatste

Slide 12 - Quiz

Sleep de juiste tekstsoort in het juiste tekstdoel.
uiteenzettende tekst
informeren
uitleg geven
mening laten vormen, na laten denken
overtuigen
overhalen
amuseren
informerende tekst
beschouwende tekst
betogende tekst
aansporende of activerende tekst
amuserende tekst

Slide 13 - Drag question

Welke stelling is juist?
A
Als je een tekst oriënterend leest, ga je in op ieder detail.
B
Als je een tekst grondig leest, wil je de tekst volledig begrijpen
C
Als je een tekst grondig leest, sla je de tussenkopjes over
D
Als je een tekst oriënterend leest, bekijk je geen afbeeldingen

Slide 14 - Quiz

Welke functies kan een titel hebben? (Meerdere antwoorden mogelijk)
A
De lezer het onderwerp van de tekst duidelijk maken
B
De lezer in verwarring brengen
C
De lezer nieuwsgierig maken
D
De lezer laten nadenken over het onderwerp van de tekst

Slide 15 - Quiz

Wat is de functie van een tussenkopje?
A
Een rustmoment in de tekst
B
Het aangeven van een deelonderwerp
C
het aangeven van het onderwerp van de alinea die eronder staat
D
het aangeven van het onderwerp van de alinea die erboven staat

Slide 16 - Quiz