Theme 4 - Lesson 11 - 2vm

Theme 4
After school

Lesson 11
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Theme 4
After school

Lesson 11

Slide 1 - Slide

aviation

Slide 2 - Open question

enthusiast

Slide 3 - Open question

dedicated

Slide 4 - Open question

wanneer

Slide 5 - Open question

bij voorkeur

Slide 6 - Open question

speelfilm

Slide 7 - Open question

Today's lesson
Check herhalingsopdrachten 1 up to 8 - p. 76 AB
Writing exercise 24 - on your laptop (inlevermomenten!)
p. 19 AB - p. 74 + 78 TB
Reading - exercise 1 and 2
p. 87 AB - p. 114 TB
Slim stampen - oefentoetsen - online!




Slide 8 - Slide

Exercise 24 - p. 19 AB
Open a new word document - Name it: English - T4 exercise 24
Do the exercise and use the clues and explanation.
You have to use stone 10/11/12 - p. 74/78 TB

This is practice for the SE, so do this exercise seriously.
Hand it in through inlevermomenten. 
Ready? - Reading exercise 1 and 2 - p. 87 AB - p. 114 TB
timer
20:00

Slide 9 - Slide

Today's lesson
Check herhalingsopdrachten 1 up to 8 - p. 76 AB
Writing exercise 24 - on your laptop (inlevermomenten!)
p. 19 AB - p. 74 + 78 TB
Reading - exercise 1 and 2
p. 87 AB - p. 114 TB
Slim stampen - oefentoetsen - online!




Slide 10 - Slide

Exercise 1
  • [6] The most popular sneakers are only sold on the internet
  • [2] Air Jordans are launched.
  • [1] Michael Jordan gets a contract for his own brand of sneakers.
  • [3] Sneakers become a status symbol.
  • [4] Demand for sneakers increases enormously.
  • [5] Popular sneakers cause problems.

Slide 11 - Slide

Exercise 2
  1. They are teens who are obsessed with sneakers.
  2. Alex knows just how to get the most money for each pair.
  3. Besides spending money on them, you can also earn a lot of money by selling sneakers.
  4. Soon, it is on.
  5. It quickly becomes clear that Alex knows this game well.
  6. So when a new one is released, the price goes up quickly.
  7. Nike always opens the sales of new sneakers on Saturday mornings.
  8. And so the bartering begins again…

Slide 12 - Slide

2vm Homework English
Friday 11th of June
Study Vocabulary A t/m I
Grammar 10/11/12
Stones 10/11/12
Reading - exercise 1 and 2
p. 87 AB - p. 114 TB
Gebruik lessonup en leermiddelen om te oefenen!
Vrijdag 11 juni - 14:10
SE Theme 4 + lees- en schrijfvaardigheid

Slide 13 - Slide

Today's lesson
Check herhalingsopdrachten 1 up to 8 - p. 76 AB
Writing exercise 24 - on your laptop (inlevermomenten!)
p. 19 AB - p. 74 + 78 TB
Reading - exercise 1 and 2
p. 87 AB - p. 114 TB
Slim stampen - oefentoetsen - online!




Slide 14 - Slide

3c Homework English
Friday 11th of June
Study Vocabulary A t/m I
Grammar 10/11/12
Stones 10/11/12

Gebruik lessonup en leermiddelen om te oefenen!

Vrijdag 11 juni - 14:10
SE Theme 4 + lees- en schrijfvaardigheid

Slide 15 - Slide

3D Homework English
Thursday the 10th of June
Do ex 1 and 2 p. 87 AB p. 114 TB
Study Vocabulary A t/I
Grammar 10/11/12
Stones 10/11/12
Gebruik lessonup en leermiddelen om te oefenen!

Vrijdag 11 juni - 14:10
SE Theme 4 + lees- en schrijfvaardigheid

Slide 16 - Slide

Today's lesson
Test Yourself - Check exercise 2 up to 5
p. 23 AB
Writing exercise 24 - on your laptop (inlevermomenten!)
p. 19 AB - p. 74 + 78 TB
Reading - exercise 1 and 2
p. 87 AB - p. 114 TB
Slim stampen - oefentoetsen - online!




Slide 17 - Slide

Relative Clauses 
Als je extra informatie over iets/iemand wilt geven, gebruik je een relative clause. (betrekkelijke bijzin in het Nederlands) 

Zo'n bijzin begint meestal met: who, which of that. In het Nederlands begint de zin vaak met die/dat. 

Slide 18 - Slide

Relative Clauses
Who - personen 
Which - dieren of dingen 
That - personen, dieren of dingen. 
That is informeler dan who/which

Sam, who lives next door, is my best friend. Zonder de relative clause is het nog steeds een goedlopende zin. 

Slide 19 - Slide

Soms heeft de bijzin alleen extra informatie. Je gebruikt dan nooit that, maar altijd who/which. Deze bijzin staat tussen komma's en kan weggelaten worden zonder dat de zin onduidelijk wordt. 

Carla, who is my best friend, loves to paint. 

Slide 20 - Slide

Je kunt who/which samen met voorzetsels gebruiken. Meestal staat het voorzetsel dan achteraan in de bijzin. 
The gym, which we always practise in, is closed. 

Het voorzetsel kan ook vooraan in de bijzin staan, dit is formeler. Who veranderd dan soms in whom. 
The instructor, about whom you told me, is really nice. 

Slide 21 - Slide

Whose geeft bezit aan. Je vertaalt het met: 
waarvan, van wie, wiens of wier. 

The girl, whose passion is dancing, went to the club. 

Slide 22 - Slide

Questions?

Slide 23 - Mind map

Form(to be + ww + ing)
I am working
He / she / it is working
You / we / they are working


Use:
Om te vertellen over dingen die NU bezig zijn of om irritatie uit te drukken

I am working on my homework at the moment.
Look, he is running really fast!
My brother is always teasing me!
Form
I / you / we / they work
He works
She works        SHIT + S!!
It works

Use:
Om te vertellen over feiten, gewoontes en regelmatige gebeurtenissen.

I work at the supermarket every weekend
I brush my teeth twice a day.
Water boils at 100 degrees
Present Simple                                     Present Continuous

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Vul in:
Reading is my favourite ... (tijdverdrijf).

Slide 27 - Open question

Vul in:
My mum has got a .... (voltijd-) job.

Slide 28 - Open question

Betrekkelijke bijzinnen
who/that - bij mensen
which/that - dieren en dingen
whose- waarvan, van wie
whom - gaat samen met voorzetzels (by whom/to whom..)
That = informeler dan who/which, kan niet tussen komma's 
The girl, who is my best friend, has won the lottery

Slide 29 - Slide

Relative clauses
Functie: geven extra informatie
1 onmisbare, noodzakelijke informatie
Chocolate is something which we can't get enough of.
(je kan who/which/that hier weglaten- er is geen komma en er staat een onderwerp achter)

2 extra, niet noodzakelijke informatie extra informatie
My friend, who is a pilot, is coming tonight,
  -tussen komma's
  -Je mag GEEN that gebruiken
 -Je kan who/which/ hier NIET weglaten




Slide 30 - Slide