This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
oefentoetsen
Slide 1 - Slide
Taalhandeling: een voorstel doen en iets afwijzen. Reageer negatief op het volgende voorstel. Je wijst het voorstel dus af. "Wat vind je ervan om vandaag een uurtje eerder met de les te stoppen? (p.119)
Slide 2 - Open question
Taalhandeling: een voorstel doen en iets afwijzen. Reageer negatief op het volgende voorstel. Je wijst het voorstel dus af. "Ik stel voor dat jij het afscheid van onze collega organiseert"(p.119)
Slide 3 - Open question
Taalhandeling: een voorstel doen en iets afwijzen. Reageer negatief op het volgende voorstel. Je wijst het voorstel dus af. "Vind je het goed als we vanavond allemaal bij jou komen eten" (p.119)
Slide 4 - Open question
Spreken: Vertel over een stad die je hebt bezocht.
Wanneer was je daar?
Met wie?
Hoe ben je daar gekomen?
Waar heb je overnacht?
Wat heb je gedaan?
Wat vond je van de stad en waarom?
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Schrijven Wat was je leukste/vervelendste reis? Waarom? Schrijf een tekst van minimaal vijf zinnen.
Slide 7 - Open question
Relatieve pronomen: die/dat (p.150) Combineer de zin tot een zin met een relatieve bijzin. Zinnen met die. "Psychologie is een opleiding" "De opleiding past bij mij"
Slide 8 - Open question
Relatieve pronomen: die/dat (p.150) Combineer de zin tot een zin met een relatieve bijzin. Zinnen met dat. "Op mijn telefoon krijg ik een bericht" en "Het bericht is automatisch verstuurd"
Slide 9 - Open question
Maak de zin af. Gebruik een relatieve bijzin. "Dit zijn vrienden..........."
Slide 10 - Open question
Maak de zin af. Gebruik een relatieve bijzin. "Dit is mijn fiets..........."
Slide 11 - Open question
Maak de zin af. Gebruik een relatieve bijzin. "Dit is koningin Maxima........."
Slide 12 - Open question
Maak de zin af. Gebruik een relatieve bijzin. "Dit is de schaatsbaan........."
Slide 13 - Open question
Maak de zin af. Gebruik een relatieve bijzin. "Dit is het strand..........."
Slide 14 - Open question
spreken/schrijven
Taalhandeling: Reageren op een idee/plan/voorstel (p.148)
Reageer positief, ontwijkend of afwijzend.
Het idee is om yoga voor de werknemers op het werk aan te bieden. Wat vind je daarvan?