18 april - werkles



Je telefoon ligt in je kluis
/ telefoontas.

Je jas/ muts /pet ligt in je kluis  
of hangt aan de kapstok.


Je boek ligt klaar op tafel.


Je schrift en schrijfwaren
liggen klaar op tafel. 📖







Wat verwacht ik van je:

> Zorg dat je 'aan' staat ✔
> Zorg dat je meedenkt ✔
_______________
= Zorgen dat je meedoet!  😁



Een mooi vak: Deutsche Sprache und Literatur
timer
2:00000
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson



Je telefoon ligt in je kluis
/ telefoontas.

Je jas/ muts /pet ligt in je kluis  
of hangt aan de kapstok.


Je boek ligt klaar op tafel.


Je schrift en schrijfwaren
liggen klaar op tafel. 📖







Wat verwacht ik van je:

> Zorg dat je 'aan' staat ✔
> Zorg dat je meedenkt ✔
_______________
= Zorgen dat je meedoet!  😁



Een mooi vak: Deutsche Sprache und Literatur
timer
2:00000

Slide 1 - Slide

rij 1
rij 2
bord
Peute
rij 3
rij 4
rij 5

Slide 2 - Slide

Inhalt dieser Stunde
1. Wort der Woche
2. Wie sieht die Stunde aus?
3. Die starken Verben
4. An die Arbeit!
Ziel(e):
  • Je kunt de belangrijkste informatie uit het nieuws begrijpen.
  • Je kunt de zwakke en sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
  • Je kunt van zwakke werkwoorden het voltooid deelwoord maken.

Slide 3 - Slide

Umschreibe das Wort.

Slide 4 - Slide

Groep Groen  🟢
Groep Geel 🟡
Groep Rood 🔴
Wie meedoen
Zij die hulp willen of nodig hebben
Zij met een voldoende resultaat bij de vorige meting.
Zij met een goed en overtuigend resultaat bij de vorige meting.
Leerdoelen
Samen opschrijven, samen beantwoorden.
Zelf opschrijven, zelf beantwoorden (controleerbaar).
Zelf opschrijven, zelf beantwoorden (controleerbaar).
Meedoen
Nagenoeg volledig samen (3x Z) (herhaling/leerdoelen/vragen/
nakijken).
Gedeeltelijk samen (7x Z) (herhaling/leerdoelen).
Minimaal samen (8,5x Z)

Rol van expert (Mike legt vragen, bv. tijdens de uitleg, voor aan jou).
Verwerking

Samen zwakke - en sterke werkwoorden

Daarna sterren-opdrachten
zwakke werkwoorden herhalen,
sterke werkwoorden zelf verwerken en maken. Extra oefenen? Maak bijv. S. 174-175 voor herhaling.

Je krijgt ruimte voor je eigen keuzes bij de 'sterren' opdrachten uit de keuzewerkemenu.
Bepaal waar je aan gaat werken.
Bekijk de keuzewerkmenu.
Voortgangs-momenten
af laten tekenen
nakijken en aftekenen
nakijken en aftekenen
Een mooi vak: Deutsch!

Slide 5 - Slide

Schwache Verben 

Slide 6 - Slide

Was ist ein starkes Verb?
Net als in het Nederlands heeft een sterk werkwoord een klinkerverandering in de o.v.t en het voltooid deelwoord. 
Als een werkwoord in het Nederlands sterk is, is dat in het Duits meestal ook zo. 

Slide 7 - Slide

Präsens ... 
Präsens = stam + uitgang
van:
(fe)esttenten                du spielst
(e)ettenten                    du tanzt
(f)eesteten eten          du wartest
Deze regels gelden ook bij de sterke werkwoorden. Alleen komt er nog wat bij.

Slide 8 - Slide

Starke Verben mit a
Sterke werkwoorden met een een a in de stam krijgen een Umlaut op de a bij du, er/es/sie       
fahren: du fährst, er/es/sie fährt

Dit komt ook voor bij: laufen: du läufst, er/es/sie läuft
                                             saufen: du säufst, er/es/sie säuft
                                             stoßen: du stößt, er/es/sie stößt

Slide 9 - Slide

Mit Stammvokal a und Stamm auf d/t
Sterke werkwoorden met a én een stam die eindigt op d/t:
na de Umlaut geen extra - e -

halten: du hältst, er/es/sie hält, maar ihr haltet
laden:  du lädst,   er/es/sie lädt, maar ihr ladet
raten:   du rätst,    er/es/sie rät,   maar ihr ratet

Slide 10 - Slide

Und jetzt ihr! Ergänze:
[schlafen] . . . . du schon?

Slide 11 - Open question

[tragen] Er . . . . den schweren Koffer.

Slide 12 - Open question

Die Katze [waschen] . . . . sich den ganzen Tag.

Slide 13 - Open question

Starke Verben mit
Sterke werkwoorden met een e in de stam, krijgen het zogenaamde e/i-Wechsel bij du, er/es/sie
en in de Imperativ (gebiedende wijs) enkelvoud.

lesen:   du liest,  er/es/sie liest, lies!    

helfen: du hilfst, er/es/sie hilft, hilf mir!

Slide 14 - Slide

langes e >> ie
Je spreekt van een lange eals de lettergreep eindigt op e of eh.

lesen:    du liest,    er/es/sie liest,    lies Seite 3!   

sehen:  du siehst, er/es/sie sieht, sieh Seite 12!

Slide 15 - Slide

kurzes e >> i
Je spreekt van een korte e, als de lettergreep eindigt op een of meerdere medeklinkers.

essen: du isst, er/es/sie isst, iss!

Slide 16 - Slide

Ausnahme: langes e -> i
Wel een lange stamklinker e, maar toch een korte i:

geben:     du gibst,      er/es/sie gibt,       gib!

nehmen: du nimmst, er/es/sie nimmt, nimm!

treten:      du trittst,     er/es/sie tritt,       tritt!

Slide 17 - Slide

Ausnahme: kein e/i-Wechsel
Wel een sterk werkwoord met stamklinker e, maar toch geen e/i-Wechsel:
gehen:      du gehst, er/es/sie geht, geh!
stehen             
bewegen 
genesen
heben

Slide 18 - Slide

Und jetzt ihr! Ergänze:
Das kleine Mädchen [brechen] . . . . fast die alte Vase.

Slide 19 - Open question

[verstehen] . . . . du, was ich meine?

Slide 20 - Open question

Das [geschehen] . . . . fast nie.

Slide 21 - Open question