Grammatica zinsontleden 2.7

Grammatica zinsontleden 2.7
In deze les leer je:
Wat een enkelvoudige zin is
Wat een samengestelde zin is
Wat Nevenschikking is
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica zinsontleden 2.7
In deze les leer je:
Wat een enkelvoudige zin is
Wat een samengestelde zin is
Wat Nevenschikking is

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Grammatica zinsontleden 2.7
In een enkelvoudige zin staat altijd één persoonsvorm

Hij leert graag nieuwe dingen.
pv: leert
ow: hij
Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. Dit is een hoofdzin. Je kunt niets tussen het ow en de pv in plaatsen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzinnen en bijzinnen
Staan er in een zin meerdere persoonsvormen dan is deze samengesteld. 
Een zin kan bestaan uit twee hoofdzinnen:
Ik hou van kaasbroodjes, maar zij houdt meer van saucijzenbroodjes.
Bij beide zinnen staan het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar en je kunt er ook niets tussenplaatsen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzinnen en bijzinnen
Een samengestelde zin kan ook bestaan uit een hoofdzin en een bijzin.

Ik hou van kaasbroodjes, omdat ik dat de lekkerste broodjes vind.
In het eerste deel staan de pv en het ow naast elkaar, dit is de hoofdzin, in het tweede deel  is dit niet zo; dit is een bijzin.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Tijdens de toetsweek hebben we geen gewone lessen.

Is dit een enkelvoudige of samengestelde zin?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions


Zorg voor warme kleren als je in het bos loopt.

Is dit een enkelvoudige of samengestelde zin?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Enkelvoudige of samengestelde zin?

Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 8 - Quiz

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
Hoofdzinnen en bijzinnen
Een samengestelde zin bestaat uit hoofdzin(nen) en bijzin(nen). 

Als een samengestelde zin is opgebouwd uit twee of meer hoofdzinnen, dan is er sprake van nevenschikking. 

Hebben we te maken met hoofdzin en bijzin, dan is er sprake van onderschikking. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Verschil hoofdzin en bijzin
In elke samengestelde zin zit minstens één hoofdzin. Die is het belangrijkst. 

In een hoofdzin staan de persoonsvorm en het onderwerp naast elkaar en er kan niets tussen komen te staan. 
 
Bij een bijzin staan persoonsvorm en onderwerp niet direct naast elkaar óf ze staan wel naast elkaar en je kunt er een woord (bijvoorbeeld morgen of niet) tussen zetten. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Kenmerken hoofdzin

- ow en pv staan naast elkaar.




- Elke samengestelde zin heeft minimaal een hoofdzin.


- Een samengestelde zin kan uit alleen hoofdzinnen bestaan.

Kenmerken bijzin

- ow en pv staan niet naast elkaar of je kunt het woordje 'niet' of 'morgen' ertussen zetten.


- Niet elke samengestelde zin heeft een bijzin.


- Een samengestelde zin kan nooit alleen uit bijzinnen bestaan. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Mevrouw Luttema en meneer Boor gaan mee als extra begeleiders, maar dat is nog niet zeker.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + bijzin
D
Bijzin + hoofdzin

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Naarmate hij ouder wordt, gaat hij meer op zijn vader lijken.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Ik koop vaak Oreo's, omdat ik koekjes lekker vind.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Het meisje slaat haar zusje en zij stompt haar broertje, omdat ze stom doen.
A
hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Sandy luisterde geïnteresseerd toen de geschiedenisdocent vertelde dat de middeleeuwse maatschappij was opgebouwd als een piramide.
A
Hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
Hoofdzin + bijzin + hoofdzin
D
Hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat de boeren op het land verbouwden, moesten ze deels afstaan aan hun heer, want diens personeel moest ook eten.

A
Hoofdzin + bijzin + bijzin
B
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + bijzin + hoofdzin

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Als er gevaar dreigde, zochten de boeren bescherming op het kasteel, omdat ze achter de stenen muren relatief veilig waren.

A
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin
B
Hoofdzin + bijzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + hoofdzin + bijzin

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

De heer bestreed met zijn ridders de vijand, opdat hij die zou verjagen, zodat zijn grondgebied onaangetast zou blijven.

A
Hoofdzin + bijzin + bijzin
B
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + hoofdzin + bijzin

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Aan het werk
blok 2.7 grammatica
maak opdracht 1, 3, 4, 5, 7, 9, 11
en test jezelf

Slide 20 - Slide

This item has no instructions