HAVO 2 - ZINSDELEN: Enkelvoudige en samengestelde zin AANPASSEN

De enkelvoudige zin 
&
De samengestelde zin








1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

De enkelvoudige zin 
&
De samengestelde zin








Slide 1 - Slide

Enkelvoudige zin
  • In een enkelvoudige zin zit maar één persoonsvorm en één onderwerp
  • De enkelvoudige zin wordt ook wel de hoofdzin genoemd.
  • In een enkelvoudige zin staan persoonsvorm en onderwerp naast elkaar.

  1. De jongen (ow) fietst (pv) liever naar school.
  2. In de zomer eet (pv) mijn vader (ow) veel ijs.
  3. Morgen ben (pv) ik (ow) niet bij de voetbaltraining.









Slide 2 - Slide

Samengestelde zin
  • In een samengestelde zin zitten meerdere persoonsvormen en meerdere onderwerpen
  • De samengestelde zin kan uit twee hoofdzinnen bestaan.
  • In de hoofdzin staan PV en OW naast elkaar!
  • Twee hoofdzinnen worden aan elkaar geplakt met:  
                          en, of, want, maar en dus









Slide 3 - Slide

Samengestelde zin
  • In de hoofdzin staan PV en OW naast elkaar!
  • Twee hoofdzinnen worden aan elkaar geplakt met:  
                          en, of, want, maar en dus

  1. Ik pak mijn boeken en (ik) ga naar school.
  2. Hij blijft thuis, want hij is vanmorgen ziek geworden.








Slide 4 - Slide

Samengestelde zin
  • In een samengestelde zin zitten meerdere persoonsvormen en meerdere onderwerpen
  • De samengestelde zin kan ook uit een hoofdzin en een bijzin of meerdere bijzinnen bestaan.
  • In de bijzin staan PV en OW meestal niet naast elkaar.
  • In de bijzin past er tussen PV en OW een zinsdeel.








Slide 5 - Slide

Samengestelde zin
  • In de bijzin staan PV en OW meestal niet naast elkaar!
  • In de bijzin past er tussen PV en OW een zinsdeel.

  1. Omdat ik naar trainig moet, rij ik extra hard door. (BZ + HZ)
  2. Hij kijkt naar zijn zusje, terwijl zij een cake bakt. (HZ + BZ)
Een hoofdzin + een bijzin worden aan elkaar geplakt met:
                          omdat, terwijl, zodat, doordat, maar, dat etc. etc.








Slide 6 - Slide

Is de onderstaande zin enkelvoudig?

Op school kan je in de kantine broodjes halen.
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Welke zin is een enkelvoudige zin?

A) Zijn docent geeft pas sinds augustus les.
B) Als ik die docent heb, begrijp ik de stof beter.
A
A
B
B
C
A & B
D
Geen van beide

Slide 8 - Quiz

Je ziet een samengestelde zin. Welk deel van de zin is de hoofdzin?

Morgen heb ik toets Spaans, dus ik moet leren.
Het eerste deel
Het tweede deel
Het eerste & het tweede deel
Geen van beide

Slide 9 - Poll

Je ziet een samengestelde zin. Welk deel van de zin is de hoofdzin?

Toen we gisteren gewonnen hadden, trakteerde de coach op appelflappen.
Het eerste deel
Het tweede deel
Het eerste & het tweede deel
Geen van beide

Slide 10 - Poll

Huiswerk en afronding

Slide 11 - Slide