Biologie quiz 1

De grote biologie quiz
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

De grote biologie quiz

Slide 1 - Slide

Wat betekent het woord:
Organisme
A
Biologie
B
Planten
C
Levend wezen

Slide 2 - Quiz

Door levensverschijnselen weet je of iets:
A
Leeft
B
Dood is
C
Levenloos is

Slide 3 - Quiz

Wat is geen levensverschijnsel:
A
Slapen
B
Bewegen
C
Ademhalen

Slide 4 - Quiz

Biologie gaat niet over:
A
Mensen
B
Bloemen
C
Cellen

Slide 5 - Quiz

Welk aanzicht is dit?
A
Buiten aanzicht
B
Lengte doorsnede
C
Dwars doorsnede

Slide 6 - Quiz

Welk begrip hoort bij het vraagteken?
A
Hoofdwortel
B
Wortelharen
C
Zijwortel

Slide 7 - Quiz

Hoe noem je het proces waarbij een plant zuurstof maakt
A
luchtproces
B
fotosynthese
C
thesis

Slide 8 - Quiz

Hoe noem je het proces van het dier in deze afbeelding?
A
Evolutie
B
metamorfose
C
Aanpassing

Slide 9 - Quiz

Hoe noem een groep organen die samen werken
A
Orgaan
B
Organisme
C
Organen stelsel

Slide 10 - Quiz

Een deel van je lichaam met een eigen taak noem je een:
A
Orgaan
B
Organen stelsel
C
Organisme

Slide 11 - Quiz

Welk orgaan zie je hier?
A
Long
B
Hart
C
Maag

Slide 12 - Quiz

Welk orgaan hoort niet bij het verteringstelsel?
A
Darm
B
Maag
C
Hart

Slide 13 - Quiz

Welke functie heeft het bottenstelsel niet?
A
Het zorgt er voor dat je kunt bewegen
B
Het zorgt voor stevigheid
C
Het zorgt voor bescherming

Slide 14 - Quiz

Door welke functie van de bloem kan het dat deze blaadjes gekleurd zijn.
A
De stengel draagt bladeren en bloemen
B
De wortel zorgt voor stevigheid
C
De stengel vervoerd water en voedingsstoffen

Slide 15 - Quiz

Hoe noem je het "glaasje" die we gebruiken om iets door de microscoop te bekijken?
A
Preparaat
B
Objectglas
C
Glaasje

Slide 16 - Quiz

Van welk organisme is dit een cel?
A
Bacterie
B
Dier
C
Plant

Slide 17 - Quiz

Van welk organisme is dit een cel?
A
Bacterie
B
Dier
C
Plant

Slide 18 - Quiz

Welk kenmerk heeft de cel van de plant die andere cellen niet kunnen hebben?
A
Celwand
B
Bladgroenkorrel
C
Vacuole

Slide 19 - Quiz

In welke vier grote groepen worden organismen ingedeeld?
A
Mensen, bomen, bloemen en dieren
B
Dieren, bacteriën, schimmels en planten
C
Soorten, rassen, types en maten

Slide 20 - Quiz

Mensen vallen onder de soort:
A
Vissen
B
Reptielen
C
Zoogdieren

Slide 21 - Quiz

Zoogdieren planten op de deze wijze voort:
A
Eieren met kalkschaal
B
Eieren zonder schaal
C
levendbarend / geboren als jong dier

Slide 22 - Quiz

Waar leven amfibieën?
A
Op het land
B
In het water
C
Op het land en in het water

Slide 23 - Quiz

Bij welke soort hoort dit dier?
A
Geleedpotige
B
Neteldieren
C
Gewervelden

Slide 24 - Quiz

Wat is geen woord voor alle botten in je lijf?
A
Geraamte
B
Skelet
C
Bottenstelsel
D
Alle woorden zijn goed

Slide 25 - Quiz

Wat betekend het woord been?
A
Gewoon je been
B
Bot
C
Iets hards

Slide 26 - Quiz

Hoe heet het bot bij nummer 13?
A
Knieschijf
B
Kuitbeen
C
Scheenbeen

Slide 27 - Quiz

Hoe heet het bot bij nummer 14?
A
Knieschijf
B
Kuitbeen
C
Scheenbeen

Slide 28 - Quiz

Hoe heet het bot bij nummer 3?
A
Sleutelbeen
B
Bovenarm
C
Schouderblad

Slide 29 - Quiz

Hoe heet het bot bij nummer 5?
A
Sleutelbeen
B
opperarmbeen
C
Schouderblad

Slide 30 - Quiz

Hoe heet het bot bij nummer 6?
A
Borstbeen
B
Wervel
C
Heupbeen

Slide 31 - Quiz

Hoe heet het bot bij nummer 7?
A
Borstbeen
B
Wervel
C
Heupbeen

Slide 32 - Quiz

Heeft dit skelet ook een schouderblad?
A
Ja
B
Nee

Slide 33 - Quiz

Wat zie je in deze afbeelding?
A
Een ellenboog
B
Een gewricht
C
Iets buigbaars

Slide 34 - Quiz

Hoe noem je nummer 7?
A
Objectief
B
Oculair
C
Revolver

Slide 35 - Quiz

Hoe noem je nummer 3?
A
Objectief
B
Diafragma
C
Revolver

Slide 36 - Quiz

Aan welke scherpstel schroef mag je altijd draaien?
A
Klein schroef
B
Grote schroef
C
Diafragma

Slide 37 - Quiz

Waar mee kan je het licht feller of minder fel maken?
A
Klein schroef
B
Grote schroef
C
Diafragma

Slide 38 - Quiz

Wat zou jij willen onderzoeken en waarom?

Slide 39 - Open question